In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
tips voor je SE:
Lees de vraag goed, geef antwoord en lees de vraag opnieuw!
Als er staat ‘leg uit’ of ‘want…’: altijd uitleg geven, anders 0 punten
Als er een moeilijk begrip in de vraag staat: begrip uitleggen in je antwoord
Geef nooit meer of minder antwoorden dan wordt gevraagd: vier kenmerken is vier kenmerken opschrijven
Let op het puntenaantal: veel punten is vaak veel schrijven
Herhaal een stukje van de vraag in je antwoord
Slide 1 - Tekstslide
Voorbeeld vraag:
Leg uit waaraan je kunt zien dat de jongeren op deze foto bij een subcultuur horen.
Antwoord: Een subcultuur is een kleine groep
mensen die verschilt van de dominante
cultuur.
Dat kan je hier zien aan hun kleding en
haarstijlen.
Slide 2 - Tekstslide
Proeftoets oefenen
Maak de proeftoets zelfstandig
Als je een antwoord niet weet, laat hem open
Je mag je boek gebruiken
Ben je klaar? Vraag een nakijkblad
Slide 3 - Tekstslide
Thuis oefenen?
Ga naar Lessonup.app
Voer deze code in - lxixc
Inloggen
Klik op Office
Accepteer de uitnodiging
Maak de quiz
Slide 4 - Tekstslide
Quiz Hoofdstuk 3 Cultuur
Slide 5 - Tekstslide
Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
alle normen en waarden van een maatschappij
Slide 6 - Quizvraag
Wat ontwikkel je door socialisatie?
A
je taalgebruik
B
je identiteit
C
wat je belangrijk vindt
Slide 7 - Quizvraag
Kinderen kunnen alleen dingen leren door anderen na te doen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Iemand rookt niet omdat zij veel heeft gelezen over de gevaren van roken. Hoe vindt haar socialisatie plaats?
A
Imitatie
B
Informatie
C
Ervaringen
D
Experimenteren
Slide 9 - Quizvraag
Iemand leert de taal door de uitspraak van anderen goed na te doen. Hoe vindt hier socialisatie plaats?
A
Imitatie
B
Informatie
C
Ervaringen
D
Experimenteren
Slide 10 - Quizvraag
Socialisatie gebeurt op veel plekken. Welke is het belangrijkste voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
De overheid
Slide 11 - Quizvraag
Bij sociale controle:
A
Letten mensen op elkaars gedrag
B
Controleren mensen elkaars waarden
C
Verdedigt iedereen zijn belangen
D
Leer je aangeboren eigenschappen af
Slide 12 - Quizvraag
Wat zijn rolpatronen?
A
Rolpatronen zijn het zelfde als beeldvorming
B
rolpatronen geven aan welk gedrag verwacht wordt
C
Een rolpatroon is gekleurd behang
D
Rolpatronen zijn aangeboren
Slide 13 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van roldoorbrekend gedrag?
A
Een ballerina die op kickboxen zit
B
Een burgemeester op Nikes
C
Een vader doe zijn dochter leer pianospelen
D
Een mannelijk cheerleader
Slide 14 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van een cultuur?
A
Gewoonten
B
Normen
C
Verschillen
D
Waarden
Slide 15 - Quizvraag
Rolpatronen
sociale controle
sancties
Slide 16 - Sleepvraag
Welk gedrag wordt hier vertoond? Zijn er meer antwoorden goed?
A
rolbevestigend
B
roldoorbrekend
C
aangeleerd
D
aangeboren
Slide 17 - Quizvraag
A
Roldoorbrekend
B
Rolbevestigend
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een groepsnorm?
A
ongeschreven regels die bij een groep horen
B
de groep gaat een keer naar de bios
C
mensen praten met elkaar
Slide 19 - Quizvraag
hoort bij:
eerlijkheid
gelijkheid
iemand doden mag niet
liegen mag niet
rechtvaardigheid
stelen mag niet
Normen of waarden?
waarden
waarden
waarden
normen
normen
normen
Slide 20 - Sleepvraag
Wat is een subcultuur?
A
Een cultuur van een kleine groep mensen
B
Een cultuur van een grote groep mensen
C
Een cultuur van jongeren
D
Een cultuur van volwassenen
Slide 21 - Quizvraag
Iedereen behoort tot meerdere subculturen. Deze uitspraak is...
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Vroeger gingen kinderen hetzelfde werk doen als hun ouders. Tegenwoordig hebben jongeren daar geen zin in. Dit verschil heeft te maken met:
A
De groep
B
De plaats
C
De tijd
Slide 23 - Quizvraag
Quiz Hoofdstuk 7 Pluriforme Samenleving
Slide 24 - Tekstslide
1. Wat is een de dominante cultuur?
A
De cultuur van de oudere generatie.
B
De subculturen die naast elkaar leven.
C
De normen, waarden en gewoontes (=cultuur) van de meeste mensen in een land.
D
De cultuur van jongeren.
Slide 25 - Quizvraag
2. Met subcultuur bedoelen we een cultuur die
A
van een kleine groep mensen binnen de samenleving is.
B
alleen populair is bij jongeren.
C
alleen populair is bij jongeren.
D
afgeleid is van de dominante cultuur.
Slide 26 - Quizvraag
3. Nederlanders van Surinaamse afkomst zijn in ons land een:
A
dominante cultuur
B
etnische subcultuur
C
religieuze subcultuur
D
jongerencultuur
Slide 27 - Quizvraag
4. Welke uitspraak is juist? In Nederland:
A
kennen we geen dominante cultuur.
B
is de Nederlandse cultuur dominant
C
zijn er meer dominante culturen dan subculturen.
Slide 28 - Quizvraag
5. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In een pluriforme samenleving is geen dominante cultuur.
2. Pluriform betekent dat in een land geen plek is voor meer culturen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 29 - Quizvraag
6. Hoe noemen we nu mensen die vanuit het buitenland in Nederland komen werken?
A
Vluchtelingen
B
Illegalen
C
Gastarbeiders/ Arbeidsmigranten
D
Asielzoekers
Slide 30 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Iedereen mag nu naar Nederland komen om hier te gaan werken.
2. Mensen met een bijzonder beroep krijgen vaak toestemming om in Nederland te komen werken
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 31 - Quizvraag
8. Welk woord mist in de zin: De Nederlandse Antillen, Indonesië en Suriname waren (.............) van Nederland.
A
Provincies
B
Koloniën
Slide 32 - Quizvraag
9. Een Turks gezin verhuist naar Nederland omdat de vader hier al jaren woont en werkt. Dat noem je:
A
Gezinshereniging
B
Gezinsvorming
Slide 33 - Quizvraag
Bart trouwt met zijn Mexicaanse vriendin die hij op vakantie heeft leren kennen. Daarna gaat hij met zijn gezin in Zutphen wonen. Dit noem je:
A
een asielaanvraag
B
gezinshereniging
C
gezinsvorming
D
uit een kolonie komen
Slide 34 - Quizvraag
Integratie is:
A
Deels aanpassen
B
Helemaal aanpassen
C
Helemaal niet aanpassen
Slide 35 - Quizvraag
12. De Iraanse voetballer Aram is een topspeler in de Eredivisie. Hij spreekt nauwelijks Nederlands, wil zich niet laten behandelen door de vrouwelijke clubarts en kijkt thuis via de satelliet alleen naar Iraanse televisie.
A
Aram is geïntegreerd.
B
Aram is niet geïntegreerd
Slide 36 - Quizvraag
13. Verschillende waarden en normen kunnen zorgen voor (........), omdat nieuwkomers en Nederlanders elkaar niet begrijpen.
A
gewoontes
B
integratie
C
spanningen
D
taalproblemen
Slide 37 - Quizvraag
14. Een vooroordeel is een oordeel over iets of iemand waarvan je de feiten niet kent.
A
Goed
B
Fout
Slide 38 - Quizvraag
15. Tolerantie is:
A
Een versterkt beeld van een groep mensen in de samenleving
B
Elkaar accepteren zoals je bent
Slide 39 - Quizvraag
16. Ezgi wordt niet aangenomen op basis van haar seksuele voorkeur. Dat is: