22 november

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Erga 5 en 7
  • Opdracht 7-9
  • Hoofdstuk 7: Held
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Erga 5 en 7
  • Opdracht 7-9
  • Hoofdstuk 7: Held

Slide 1 - Tekstslide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open vraag

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Tekstslide


Slide 4 - Open vraag


Slide 5 - Open vraag

Hulpboek blz. 93 en 95.
Erga 15 en 17.  


Slide 6 - Tekstslide

GODEN


Lees Taalboek blz. 40
Maak Hulpboek blz. 32, opdr. 4 en 5.

timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Hulpboek blz. 98


Slide 8 - Tekstslide

Hulpboek blz. 98-99
Ergon 5-7.


Slide 9 - Tekstslide

Ergon 5
  • 4 γῆς 
  • 2 βίου 
  • 6 ἀδελφάς 
  • 7 γυναικός
  • 8 υἱῶν
  • 9 χώρας
  • 12 δοράτων

Slide 10 - Tekstslide

Ergon 6
Pak je laptop...

Open lessonup.com.

Slide 11 - Tekstslide


Slide 12 - Open vraag


Slide 13 - Open vraag


Slide 14 - Open vraag


Slide 15 - Open vraag


Slide 16 - Open vraag


Slide 17 - Open vraag

Ergon 7
  • 1 τῆς κόρης
  • bijvoeglijke bepaling
  • De broers van het meisje hebben wapens.
  • 2 τῆς κεφαλῆς 
  • aanvulling bij voorzetsel
  • τοῦ πατρὸς
  • bijvoeglijke bepaling
  • De godin Athene verschijnt uit het hoofd van haar vader.

Slide 18 - Tekstslide

Ergon 7
  • 3 Τοῦ τέκνου
  • aanvulling bij werkwoord
  •  De zus hoort het kind; want het kind huilt.
  • 4 τῶν θυγατρῶν
  • bijvoeglijke bepaling
  • De moeder wast de kledingstukken van de dochters.

Slide 19 - Tekstslide

Ergon 7
  • 5 τῆς μάχης
  • aanvulling bij een voorzetsel
  • Athena bewaakt de mensen gedurende de strijd.

Slide 20 - Tekstslide

GODEN


Taalboek blz. 40
Hulpboek blz. 33.
Opdracht 7 en 9. 

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 7
  • a + b eigen verwerking.
  • c Ζεύς, Ἥρα, Ποσειδῶν, Ἥφαιστος, Ἀπόλλων.
  • d De bij a genoemde goden van links naar rechts: 
  • 1 Ἥρα, 
  • 2 Ζεύς, 
  • 3 Ποσειδῶν, 
  • 4 Ἥφαιστος, 
  • 5 Ἀπόλλων.
  • e Eigen verwerking

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 9
  • a καὶ ἰδού, ἡ Ἀθηνᾶ πάρεστιν· τὰς ἐσθῆτας καὶ τὰ ὅπλα ἤδη ἔχει.
  • b overeenkomst: Athena heeft een wapenrusting en is min of meer volwassen afgebeeld; Zeus heeft staf en bliksem, alleen in verschillende handen ( rechts/links)
  • verschil: in het hulpboek is zij klein, in het tekstboek groot; in het hulpboek komt zij echt uit het hoofd van Zeus, in het tekstboek staat ze voor hem.
  • c Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: de afbeelding in het tekstboek past het beste bij de Griekse tekst want daar staat beschreven dat Athena haar vader Zeus aankijkt en hij haar. Dat is op de afbeelding in het hulpboek niet zo.

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Leer de vetgedrukte woorden op Taalboek blz. 27,  29, 31, 41 en 43.
  • Lees en maak Hulpboek blz. 99-101, Erga 5-7.
  • Lees Taalboek blz. 41
  • Maak Hulpboek blz. 33 opdr. 7 en 9. 
  • Leer Hulpboek blz. 140-142.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 24 - Tekstslide

HELD


Taalboek blz. 42
Hulpboek blz. 34.
Maak opdracht 11 en 13

timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 11
  • a Iemand die een bijzondere band heeft met de goden en een bovennatuurlijke kracht bezit.
  • b Iemand met een goddelijke en een sterfelijke ouder.
  • c Halfgoden hebben altijd een goddelijke vader of moeder, helden niet.
  • d Herakles, Theseus en Perseus.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 13
  • a Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: Superman of Spiderman (strip & film), Lady Gaga ofPink (muziek), Lionel Messi (voetbal), Rafael Nadal (tennis).
  • b Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: de sporthelden halen veel overwinningen, zijn buitengewoon goed in hun sport; de strip/filmhelden hebben bovenmenselijke kracht of kunnen bijvoorbeeld vliegen; muziekhelden zijn buitengewoon getalenteerd en schrijven/spelen muziek die tijdloos is. Samengevat: zij kunnen dingen die normale mensen niet kunnen.
  • c De Griekse helden hebben een plek in de Griekse religie en dat is bij ‘moderne’ helden niet zo.

Slide 27 - Tekstslide

Hulpboek blz. 102



Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Hulpboek blz. 104



Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Leer de vetgedrukte woorden op Taalboek blz. 27,  29, 31, 41 en 43.
  • Lees Taalboek blz. 42
  • Maak Hulpboek blz. 34, opdr. 11 en 13. 

Dit is ook huiswerk. 

Slide 46 - Tekstslide

Ergon 
  • 6 εἰσιν 

Slide 47 - Tekstslide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 48 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 49 - Open vraag

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 50 - Open vraag