2223 examentraining havo 5

2223
examentraining
havo 5

mei 2023
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

2223
examentraining
havo 5

mei 2023

Slide 1 - Tekstslide

het eindexamen
37 vragen
26 open
11 meerkeuze
59 punten
redelijk evenredig verdeeld (dus 3 uur FOCUS)


Slide 2 - Tekstslide

hoe pak je het aan?
1. bekijk de vragen die bij de tekst horen 
-markeer belangrijke woorden in de vraag!
2. lees de tekst met een pen erbij!
- Focus op signaalwoorden etc.
3. beantwoord de vragen + check of je ook echt antwoord geeft op de vraag!
4. Blijf niet te lang hangen bij vragen die maar 1 punt opleveren.
5. Vul ALTIJD iets in als het een meerkeuze vraag is!
6. Herhaal deze stappen bij de volgende tekst

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

tekstfuncties + functiewoorden
Een aantal vragen in het examen gaat over de functie die een alinea vervult ten opzichte van een andere alinea.
Met andere woorden: welke ROL deze alinea speelt in de tekst.
Bijvoorbeeld: alinea 5 is een argument bij de alinea 4. 
Extra info en voorbeeld?
Bekijk de video hiernaast.
(11 min)

Slide 5 - Tekstslide

argumentatie
Je kent de begrippen standpunt, argument en tegenargument.
Je kent argumentatieschema's.
Je kent argumentatiestructuren.
Je weet drogredenen zijn.
Je kunt aangeven of een argumentatie betrouwbaar is of niet. 

Slide 6 - Tekstslide

standpunten
Standpunt: mening over iets
                         positief, negatief of twijfelachtig
Signaalwoorden: ik vind dat, volgens mij, ik denk dat, dus, daarom, kortom, mijn conclusie is

Slide 7 - Tekstslide

Argument
Argument: verdediging of aanval van een standpunt

Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers

Feitelijke argumenten: waar of onwaar, controleerbaar (het is zo, òf niet).
                                             Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want die zit bij mij om de hoek.

Waarderende argumenten: argument geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk, goed of slecht is.
                                          Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want ik vind het een fijne winkel.



Slide 8 - Tekstslide

Argumentatieschema's
argumentatie kan gebaseerd zijn op:
oorzaak en gevolg
kenmerk en eigenschap
voor- en nadelen
voorbeelden
vergelijking
autoriteit

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Drogredenen
Zoals je weet zijn drogredenen fouten in de argumentatie
Het kan zijn dat een argumentatieschema verkeerd wordt gebruikt.

OF
Dat een discussieregel wordt overtreden.

Slide 11 - Tekstslide

onjuist gebruik argumentatieschema's
1. onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema (onjuist beroep op causaliteit)
Jeroen zal nooit zijn vwo-diploma halen, want bij hem thuis hebben ze nog steeds geen internet.
2. onjuist beroep op kenmerk of eigenschapschema
Meneer Van Dam kan goed met pubers opschieten, dus hij zal vast een goede docent zijn.
3. onjuist beroep op voor- en nadelenschema
overdrijven voor- en nadelen: Je moet gaan hardlopen. Je geheugen wordt beter, je wordt fitter en je geheugen gaat met sprongen vooruit.
 Vals dilemma: Je moet SP stemmen, tenzij je een rechtse regering wil.

Slide 12 - Tekstslide

vervolg

4..Onjuist beroep op voorbeeldschema: overhaaste generalisatie.
(In Spanje worden nog steeds stierengevechten gehouden. Zuid-Europeanen hebben geen respect voor dieren)
5. Onjuist beroep op vergelijkingsschema: verkeerde vergelijking.
(In de trein hoeven geen toiletten te zitten. In de bus zijn ook geen wc's.)
6. Onjuist beroep op autoriteit.
(De jury bij de turnwedstrijd had geen enkele fout gemaakt. Dat vond Rutte ook.)

Slide 13 - Tekstslide

overtreden discussieregel
Persoonlijke aanval.
(Wat weet een dronkenlap als jij nou van politiek. )
 Ontduiken van bewijslast.
(Bewijs jij maar eens dat je dat artikel zelf hebt geschreven.)
Vertekenen van het standpunt.
(Wie zwijgt, stemt toe.) (Je wil de kerstsfeer verpesten door te zeggen dat je een vegetarisch kerstdiner wil.)
Bespelen van het publiek.
(Alleen hele domme mensen zullen het niet met mij eens zijn.)
Cirkelredenering.
(Ik heb dat niet gestolen, want ik ben geen dief.)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

oefenset 2

Slide 16 - Tekstslide