In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Fictie : verhaalanalyse en literaire begrippen
Slide 1 - Tekstslide
Fictie : verhaalanalyse en literaire begrippen
Doel van de les:
- Geheugen opfrissen
- Voorbereiden op SO boek 1 (donderdag 13 oktober a.s.)
- Aan het einde van de les weet je welke begrippen belangrijk zijn voor het SO in combinatie met jouw gelezen boek.
Slide 2 - Tekstslide
literaire begrippen
1. personages
2. tijd en spanning
3. ruimte en perspectief
4. thematiek
5. stijl
Slide 3 - Tekstslide
Hoe noem je een hoofdpersoon die je in de loop van een verhaal steeds beter leert kennen?
A
round character
B
flat character
C
antiheld
D
een type
Slide 4 - Quizvraag
speaking name
een speaking name zegt iets over hoe iemand is, over het karakter of over bepaalde eigenschappen.
Slide 5 - Tekstslide
Soms geeft de naam van een personage aI informatie over het karakter. In de Max Havelaar heb je een figuur met de naam Droogstoppel. Dit verschijnsel noemen we een....
A
speaking name
B
pseudoniem
C
alter ego
D
schuilnaam
Slide 6 - Quizvraag
Waar of niet waar? Verschil schrijver en verteller: de schrijver staat buiten het verhaal, de verteller maakt deel uit van de verhaalwerkelijkheid
A
waar
B
niet waar
C
weet niet
D
zou kunnen
Slide 7 - Quizvraag
Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden dan heet dit ...
A
tijdverdichting
B
verteltijd
C
vertelde tijd
D
tijdsprong
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn manipulatietechnieken? Welke moet je kennen?
Een auteur kan op heel veel manieren spanning in een verhaal aanbrengen. Deze trucs noemen we ook wel manipulatietechnieken. De schrijver manipuleert tenslotte de lezer.
Een aantal van deze technieken zijn: Het stoppen op een spannend moment, het wisselen van perspectief, het veranderen van verhaallijn of de lezer op een dwaalspoor zetten. Je verwacht iets, maar de situatie blijkt anders te zijn dan je zou verwachten.
Een schrijver kan ook gebruik maken van een vooruitwijzing. De auteur suggereert dat er iets gaat gebeuren, maar vertelt (nog) niet wat.
Een schrijver kan ook vlak voor een hoogtepunt de zaak ophouden en maakt dan gebruik van een vertraging. De lezer wil graag weten wat de ontknoping gaat worden, maar de auteur vertelt het nog niet.
Slide 9 - Tekstslide
Wat verstaan we onder ruimte bij de literaire begrippen?
Slide 10 - Open vraag
Ruimte
- de plaats van handeling
- weer
- seizoenen
- het genre (bv. historische roman) kan ook informatie geven over ruimte (en ook over tijd)
Slide 11 - Tekstslide
www.npostart.nl
Slide 12 - Link
Wat zegt de ruimte in het fragment uit 'Een dorsvloer vol confetti' over het verhaal/de personages etc.?
Slide 13 - Open vraag
Welke vertelperspectieven ken je?
Slide 14 - Woordweb
ik-perspectief
personaal(hij/zij) perspectief
alwetend/ auctoriale verteller
de ik-figuur is tevens de verteller
Je kijkt door de ogen van de personale verteller
de verteller neemt niet deel aan de handelingen en geeft eventueel commentaar op de gebeurtenissen
Slide 15 - Tekstslide
Vanuit welk perspectief is dit plaatje?
A
wisselend
B
ik
C
personaal
D
auctoriaal
Slide 16 - Quizvraag
motieven
1. abstracte motieven zoals liefde, toeval, onmacht
2. leidmotieven zoals terugkerende tastbare zaken
3. klassieke motieven zoals assepoestermotief of oedipuscomplex
Slide 17 - Tekstslide
?
Welk motief kan een dobbelsteen hebben?
Slide 18 - Open vraag
Een thema is ...
A
het verhaalelement uit een sprookje
B
de rode draad van een verhaal.
C
de opdracht van de schrijver
D
de bedoeling van het boek weergegeven in het motto
Slide 19 - Quizvraag
Wat kan een thema zijn in het verhaal van Romeo en Julia?
A
liefde
B
verlangen
C
strijd
D
rivaliteit
Slide 20 - Quizvraag
stijl
lange of korte zinnen, veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden
actieve of passieve vorm, verleden of tegenwoordige tijd
ironie, neologismen
veel of weinig dialoog
beeldspraak
enzovoort
Slide 21 - Tekstslide
Wat merk je op aan de stijl van het boek dat je nu leest. Noem ook even de titel!
Slide 22 - Open vraag
Je krijgt een kort verhaal te lezen over een visser. Noteer kort: stijl, thema, informatie over personage(s), vertelperspectief, ruimte en tijd.
timer
10:00
Slide 23 - Tekstslide
Noteer - in duo's - kort: stijl, thema, informatie over personage(s), vertelperspectief, ruimte en tijd.
Slide 24 - Open vraag
Het verhaal dat jullie gelezen hebben, wordt ook wel de sleutelscene genoemd. Wat is een sleutelscene?
A
Het hoofdpersonage verliest zijn sleutels
B
De scene die alles verandert
C
De ruimte biedt een sleutel voor het verhaal
D
De scene die helpt het boek te begrijpen
Slide 25 - Quizvraag
We lopen even een aantal literaire begrippen na nav De Aanslag
Genre
Ruimte
Plot
Spanning
Tijd
Stijl
Perspectief
Slide 26 - Tekstslide
Beschrijf hoe in het verhaal met spanning wordt omgegaan. Gebruik de termen: actie, climax, dialoog, flashback
Slide 27 - Open vraag
Wat is de setting van het verhaal en waar blijkt dit uit?
Slide 28 - Open vraag
Uit de welke zinnen kun je opmaken dat hier sprake is van een alwetende verteller
Slide 29 - Open vraag
In dit fragment is sprake van
A
Een ik-verteller
B
Personale verteller en enkelvoudig perspectief
C
Een alwetende verteller
D
Personale verteller met meervoudig perspectief
Slide 30 - Quizvraag
Het perspectief ligt bij Anton. Hoe beschrijft hij het gebeuren?
Slide 31 - Open vraag
De aanslag gaat over schuld, verantwoordelijkheid en andere morele kwesties rond oorlog. Op welke manier komt schuld ter sprake in dit fragment?
Slide 32 - Open vraag
Wat vind je van het verhaal? Welke vragen kwamen er bij je op tijdens het lezen?
Slide 33 - Open vraag
VRAGEN?
Gebruik de literaire begrippen om je boek te analyseren.
Zie Magister.
Maak gebruik van literom (recensies) en de uittrekselbank (mag je níet meenemen naar de les, is ter inspiratie).