literaire begrippen

Wat leer je voor je PTA?
Je leest je boeken en oefent met de literaire begrippen
Je leert de woorden van de artikelen (betekenis, maar vooral ook gebruik in de zin)
Je bestudeert examenvaardigheden (bundel, ppt en lessonup)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat leer je voor je PTA?
Je leest je boeken en oefent met de literaire begrippen
Je leert de woorden van de artikelen (betekenis, maar vooral ook gebruik in de zin)
Je bestudeert examenvaardigheden (bundel, ppt en lessonup)

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: literaire begrippen
Zorg dat je uiterlijk morgen je lijst hebt ingeleverd

Kijk bij de bestanden in Teams of hier nog een boek voor je bijzit

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Kies een boek en een van de literaire begrippen
Bijvoorbeeld stijl of thema
Schrijf in twee zinnen op wat je hierover zou willen zeggen in een mondeling
Wissel je zinnen uit met je buurman of buurvrouw

Slide 3 - Tekstslide

Fictie : verhaalanalyse 

Slide 4 - Tekstslide

Als een hoofdpersoon niet uitnodigt tot identificatie spreken we in de literatuur van
A
een rond karakter
B
een typetje
C
een antiheld
D
een verveel

Slide 5 - Quizvraag

literaire begrippen
1. personages
2. tijd en spanning
3. ruimte en perspectief
4. thematiek
5. stijl

Slide 6 - Tekstslide

In de Max Havelaar heb je een figuur met de naam Droogstoppel. Dit noemen we
A
speaking name
B
pseudoniem
C
alter ego
D
schuilnaam

Slide 7 - Quizvraag

speaking name
een speaking name zegt iets over hoe iemand is, over het karakter of over bepaalde eigenschappen.

Slide 8 - Tekstslide

Welke speaking name ken jij?

Slide 9 - Woordweb

Een korte zakelijke chronologische weergave van de belangrijkste gebeurtenissen van een verhaal heet ...
A
tijdverdichting
B
sujet
C
chronos
D
fabel

Slide 10 - Quizvraag

Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden dan heet dit ...
A
tijdverdichting
B
verteltijd
C
vertelde tijd
D
tijdsprong

Slide 11 - Quizvraag

welke zijn manipulatietechnieken ken je?

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn manipulatietechnieken? Welke moet je kennen?
Een auteur kan op heel veel manieren spanning in een verhaal aanbrengen.
Deze trucs noemen we ook wel manipulatietechnieken. De schrijver manipuleert tenslotte de lezer.

Een aantal van deze technieken zijn: Het stoppen op een spannend moment, het wisselen van perspectief, het veranderen van verhaallijn of de lezer op een dwaalspoor zetten. Je verwacht iets, maar de situatie blijkt anders te zijn dan je zou verwachten. 

Een schrijver kan ook gebruik maken van een vooruitwijzing. De auteur suggereert dat er iets gaat gebeuren, maar vertelt (nog) niet wat.

Een schrijver kan ook vlak voor een hoogtepunt de zaak ophouden en maakt dan gebruik van een vertraging. De lezer wil graag weten wat de ontknoping gaat worden, maar de auteur vertelt het nog niet.

Slide 13 - Tekstslide

Wat verstaan we onder ruimte bij de literaire begrippen?

Slide 14 - Open vraag

Ruimte
de plaats van handeling
weer
seizoenen
historische roman of science fiction roman

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

leg uit hoe het bij het voorgaande plaatje zit met verwachtingen

Slide 17 - Open vraag

Welke perspectieven ken je?

Slide 18 - Woordweb

ik-perspectief


personaal(hij/zij) perspectief


alwetend/ auctoriale verteller
de ik-figuur is tevens de verteller

Je kijkt door de ogen van de personale verteller 

de verteller neemt niet deel aan de handelingen en geeft eventueel commentaar op de gebeurtenissen

Slide 19 - Tekstslide

Vanuit welk perspectief is dit plaatje?
A
wisselend
B
ik
C
personaal
D
auctoriaal

Slide 20 - Quizvraag

motieven
1. abstracte motieven zoals liefde, toeval, onmacht
2. leidmotieven zoals terugkerende tastbare zaken
3. klassieke motieven zoals assepoestermotief of oedipuscomplex

Slide 21 - Tekstslide

?
Welk motief kan een dobbelsteen hebben?

Slide 22 - Open vraag

Een thema is ...
A
het verhaalelement uit een sprookje
B
het grondmotief
C
de opdracht van de schrijver
D
de bedoeling van het boek weergegeven in het motto

Slide 23 - Quizvraag

Romeo en Julia kan een ...
A
motief zijn
B
motto zijn
C
thema zijn
D
verklaring zijn

Slide 24 - Quizvraag

stijl
lange of korte zinnen
veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden
actieve of passieve vorm
verleden of tegenwoordige tijd
ironie
neologismen
veel of weing dialoog
enzovoort

Slide 25 - Tekstslide

VRAGEN?
maak de opdracht in Leswijs
H9 Quarantaine werk: De een zijn dood van Bernlef

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Bedenk twee vervolgvragen die je zou kunnen stellen bij je eerste twee zinnen.
Schrijf een korte recensie over het boek dat je gelezen hebt
Laat je buurman of buurvrouw jouw recensie lezen

Slide 27 - Tekstslide