literaire begrippen

Fictie : verhaalanalyse 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie : verhaalanalyse 

Slide 1 - Tekstslide

literaire begrippen
1. personages
2. tijd en spanning
3. ruimte en perspectief
4. thematiek
5. stijl

Slide 2 - Tekstslide

Als een hoofdpersoon niet uitnodigt tot identificatie spreken we in de literatuur van
A
een rond karakter
B
een typetje
C
een antiheld
D
een vervelend type

Slide 3 - Quizvraag

In de Max Havelaar heb je een figuur met de naam Droogstoppel. Dit noemen we
A
speaking name
B
pseudoniem
C
alter ego
D
schuilnaam

Slide 4 - Quizvraag

speaking name
een speaking name zegt iets over hoe iemand is, over het karakter of over bepaalde eigenschappen.

Slide 5 - Tekstslide

Welke speaking name ken jij?

Slide 6 - Woordweb

Een korte zakelijke chronologische weergave van de belangrijkste gebeurtenissen van een verhaal heet ...
A
tijdverdichting
B
sujet
C
chronos
D
fabel

Slide 7 - Quizvraag

Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden dan heet dit ...
A
tijdverdichting
B
verteltijd
C
vertelde tijd
D
tijdsprong

Slide 8 - Quizvraag

welke 'manipulatietechnieken' van schrijvers ken je?

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn manipulatietechnieken? Welke moet je kennen?

Een auteur kan op veel manieren spanning in een verhaal aanbrengen.
Deze trucs noemen we ook wel manipulatietechnieken. De schrijver manipuleert tenslotte de lezer.
Een aantal van deze technieken zijn:


  • Het stoppen op een spannend moment,
  • het wisselen van perspectief,
  • het veranderen van verhaallijn of de lezer op een dwaalspoor zetten. Je verwacht iets, maar de situatie blijkt anders te zijn dan je zou verwachten. 

  • Een schrijver kan ook gebruik maken van een vooruitwijzing. De auteur suggereert dat er iets gaat gebeuren, maar vertelt (nog) niet wat.
  • Een schrijver kan ook vlak voor een hoogtepunt de zaak ophouden en maakt dan gebruik van een vertraging. De lezer wil graag weten wat de ontknoping gaat worden, maar de auteur vertelt het nog niet.


Slide 10 - Tekstslide

Wat verstaan we onder ruimte bij de literaire begrippen?

Slide 11 - Open vraag

Ruimte
de plaats van handeling
weer
seizoenen
historische roman of science fiction roman

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

leg uit hoe het bij het voorgaande plaatje zit met verwachtingen

Slide 14 - Open vraag

Welke perspectieven ken je?

Slide 15 - Woordweb

ik-perspectief


personaal(hij/zij) perspectief


alwetend/ auctoriale verteller
de ik-figuur is tevens de verteller

Je kijkt door de ogen van de personale verteller 

de verteller neemt niet deel aan de handelingen en geeft eventueel commentaar op de gebeurtenissen

Slide 16 - Tekstslide

Vanuit welk perspectief is dit plaatje?
A
wisselend
B
ik
C
personaal
D
auctoriaal

Slide 17 - Quizvraag

motieven
1. abstracte motieven zoals liefde, toeval, onmacht
2. leidmotieven zoals terugkerende tastbare zaken
3. klassieke motieven zoals assepoestermotief of oedipuscomplex

Slide 18 - Tekstslide

?
Welk motief kan een dobbelsteen hebben?

Slide 19 - Open vraag

Een thema is ...
A
het verhaalelement uit een sprookje
B
het grondmotief
C
de opdracht van de schrijver
D
de bedoeling van het boek weergegeven in het motto

Slide 20 - Quizvraag

Romeo en Julia kan een ...
A
motief zijn
B
motto zijn
C
thema zijn
D
verklaring zijn

Slide 21 - Quizvraag

stijl
lange of korte zinnen
veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden
actieve of passieve vorm
verleden of tegenwoordige tijd
ironie
neologismen
veel of weing dialoog, enz. 

Slide 22 - Tekstslide

VRAGEN?
Lees en maak je mindmap bij je gelezen boek. 
Noteer ook begrippen die nieuw voor je zijn in je aantekeningenschrift. 
Zo houd je goed bij wat je aan literatuur hebt gedaan deze periode!

 

Slide 23 - Tekstslide

Wat ga je onthouden van deze les?
(bijvoorbeeld een nieuw begrip)

Slide 24 - Open vraag