2mh2 verwijswoorden (2)
1 / 18
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat betekent 'suggereren'?
A
iemand op een gedachte brengen
B
eten of drinken nuttigen
C
zich in evenwicht houden
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Maak een zin met daarin het woord SUGGEREREN
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Link
Naar een HET-woord verwijs je met DAT
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quizvraag
Naar een DE-woord verwijs je met DIE
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quizvraag
Gebruik het juiste verwijswoord:
een bijzonder schilderij
een schilderij ... bijzonder is
een bijzonder schilderij
een schilderij ... bijzonder is
A
die
B
dat
Slide 11 - Quizvraag
Gebruik het juiste verwijswoord:
een rare auto
een auto ... raar is
een rare auto
een auto ... raar is
A
die
B
dat
Slide 12 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord:
In Afrika ligt een woestijn DIE/DAT de grootste van de wereld is.
In Afrika ligt een woestijn DIE/DAT de grootste van de wereld is.
A
die
B
dat
Slide 13 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord:
Een narcis is een bloem DIE/DAT ik heel mooi vind.
Een narcis is een bloem DIE/DAT ik heel mooi vind.
A
die
B
dat
Slide 14 - Quizvraag
Gebruik het juiste verwijswoord.
In de keuken staat een gasfornuis DIE/DAT kapot is.
In de keuken staat een gasfornuis DIE/DAT kapot is.
A
die
B
dat
Slide 15 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord:
De jongen MET WIE/WAARMEE ik in de klas zit, is kampioen geworden.
De jongen MET WIE/WAARMEE ik in de klas zit, is kampioen geworden.
A
met wie
B
waarmee
Slide 16 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord.
Het bedrijf VOOR WIE/WAARVOOR hij werkt, is failliet.
Het bedrijf VOOR WIE/WAARVOOR hij werkt, is failliet.
A
voor wie
B
waarvoor
