K2 Hoofdstuk 3 TV verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Herhalen 

Doel:

Ik kan verwijswoorden op een goede manier gebruiken. 

Is de stelling waar?

Een tekst is saai als je verwijswoorden gebruikt.

1. waar
2. niet waar

Is de stelling waar?

Je brengt variatie aan door verwijswoorden en samengestelde zinnen te gebruiken.

1. waar
2. niet waar

Is de stelling waar?

Het-woorden zijn onzijdig.

1. waar
2. niet waar

Bij het-woorden verwijs je met:

1. hij, hem, zijn
2. die, deze
3. dat, dit
4. zij/ze, haar

Bij het-woorden verwijs je met:

1. hij, hem, zijn
2. die, deze
3. het,zijn
4. zij/ze, haar

Bij de-woorden (mannelijk) verwijs je met:

1. zij/ze, haar
2. die, deze
3. het,zijn
4. dat,dit

Bij de-woorden (vrouwelijk) verwijs je met:

1. zij/ze, haar
2. dat,dit
3. het,zijn

Bij meervoud verwijs je met:

1. zij/ze, hun
2. dat,dit
3. het,zijn

Kies het juiste verwijswoord:

Waar heb je het jasje gekocht, die/dat je gisteren droeg?

1. die
2. dat

Kies het juiste verwijswoord:

De spelers moeten terugkomen op hun/zijn besluit om uit het team te stappen.

1. hun
2. zijn