1TK2 - 13-02

Ga vast rustig op je plek zitten, je laptop heb je nog niet nodig.
Vak: Frans
Docent: meneer Groenen (GRP)

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Ga vast rustig op je plek zitten, je laptop heb je nog niet nodig.
Vak: Frans
Docent: meneer Groenen (GRP)

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we vorige les gedaan?
  • Uitleg werkwoord op -er
  • Sleepvraag: over werkwoord op -er
  • Magister: heeft iedereen zijn/haar oortjes bij zich?
  • Grandes Lignes: maken onderdeel E (regarder = kijken) van hoofdstuk 2

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Welke toetsen komen eraan (na de vakantie)?
  • Korte herhaling werkwoorden op -er
  • Uitleg Franse cijfers 20-69
  • Sleepvraag nieuwe woordjes 
  • Grandes Lignes: maken onderdeel F, Lire (= lezen)

Slide 3 - Tekstslide

Welke toetsen komen eraan?
Toets                                          Weging    Inhoud
SO schrijfvaardigheid       2x               - werkwoorden op -er + de ontkenning
                                                                         
MO spreekvaardigheid     1x                - om de kaart vragen, iets bestellen

SO lees-                                    2x             - tijdschriftartikel over winkelen begrijpen
en luistervaardigheid                           begrijpen
                                                                        - gesprek over uit eten gaan begrijpen
                                                                      

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden
Wat is ook alweer een 'werkwoord'?
  • Een werkwoord is een woord dat zegt wat iemand doet of wat er gebeurt.
  • Voorbeelden in het Nederlands: 
  • lopen, eten, slapen


Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden in het Frans
  • Regelmatig werkwoord = wordt volgens regels vervoegd
  • De meeste Franse werkwoorden eindigen op de letters-er. Voorbeeld van een werkwoord dat eindigt op -er = donner
  • Als je -er van het werkwoord afhaalt, houdt je de stam over. Achter de stam zet je de uitgang. 
  • De stam van donner is dus donn.



Slide 6 - Tekstslide

donner = geven
Als je de letters-er van donner hebt afgehaald, houd je de stam over -> donn. Daarna plak je er de uitgang achter.
                uitgang      donner                         geven
je            -e                  je donne                     ik geef
tu            -es               tu donnes                  jij geeft
il elle      -e                 il/elle donne             hij / zij geeft
on            -e                 on donne                   wij geven
nous       -ons           nous donnons         wij geven
vous        -ez             vous donnez              jullie geven / u geeft
ils/elles  -ent          ils/elles donnent     zij geven

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je de stam van een regelmatig werkwoord op -er?
A
Door er -er achter te plakken
B
Door er -ons vanaf te halen
C
Door er -er vanaf te halen

Slide 8 - Quizvraag

De stam van donner (geven) is donn. Hoe zeg je 'hij (= il) geeft'?
A
il donnes
B
il donne
C
il donnent

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zeg je 'u/jullie geeft/geven' in het Frans?
A
tu donnes
B
nous donnons
C
vous donnez
D
ils donnent

Slide 10 - Quizvraag

Tellen in het Frans: 20-69
  • Vanaf 20 tot 69: je zegt in het Frans eerst het tiental, daarna komt het tweede cijfer van het getal. 
  • Bijvoorbeeld: zeventien wordt bijvoorbeeld “dix-sept” en zevenentwintig wordt "vingt-sept"
  • Als het tweede cijfer “1” is, dan schrijf je “-et-un” achter het getal. Bijvoorbeeld: "eenentwintig" wordt "vingt-et-un". 
  • De tientallen:

20 = vingt
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante

Slide 11 - Tekstslide

But (doel) van deze les
  • Je gaat een tijdschriftartikel over winkelen lezen. Aan het eind van deze les ken je woorden over dit thema en kun je ze gebruiken.
  • Je gaat oefenen met de getallen tot en met 69. Aan het eind van deze les kun je deze gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

demander
marcher
le magasin
la boulangerie
parler
j'ai faim
le vetêment
parler
vragen
lopen
praten
de winkel
het kledingstuk
ik heb honger
de bakkerij
praten
Sleep het juiste Nederlandse woordje naar het juiste Franse woordje

Slide 13 - Sleepvraag

Maken Grandes Lignes hoofdstuk 2, 
onderdeel F

23: bekijk de foto’s en kies het juiste woord. Wat koop je in deze winkels?
24a: lees de titel en de introductie van de tekst Faire les magasins. Antwoord in ’t Nederlands.
24b: lees de tekst Faire les magasins en lees de uitleg bovenaan de opdracht
24c: lees de uitleg
24d: vul het schema aan. De onderstreepte woorden staan in de tekst
25a: luister, lees de cijfers en herhaal
25b: luister en kies ’t juiste cijfer
25c: bekijk ’t voorbeeld en noteer de cijfers
25d: luister en vul de prijs v/d producten in
26a: zoek in de tekst de vragen die horen bij de antwoorden in de opdracht
26d: combineer de woorden
26e: vink de juiste beweringen aan

Klaar? Ga dan de woordjes van E leren met SlimStampen/van papier of Frans oefenen met Duolingo


Slide 14 - Tekstslide

Wat hebben we deze les gedaan?
  • Uitleg Franse cijfers 20-69
  • Sleepvraag nieuwe woordjes
  • Grandes Lignes: maken onderdeel F, Lire (= lezen)

Slide 15 - Tekstslide