meewerkend voorwerp

Welkom T2A

Pak alvast je boeken voor je!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom T2A

Pak alvast je boeken voor je!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's planning:
De planning van vandaag:
- Herhaling meewerkend voorwerp
- (Af)maken opdrachten + huiswerkcheck 
- Afsluiting

Heeft er nog iemand Katvis mee?

Ma 14 feb toets zinsdelen en woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
- Je leert over het meewerkend voorwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het meewerkend voorwerp (mv)
Je kent nu de pv, ow, wg en lv. In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is of aan wie iets gegeven wordt.

Een mv kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kan je het er vaak wel voor zetten. Als het wel  met aan begint, kun je dit ook weglaten.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo vind je het meewerkend voorwerp
1. Noteer persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag: Aan wie + wg + ow + lv? Het antwoord is het meewerkend voorwerp/
3. Controleer ten slotte of je aan kunt weglaten of kunt toevoegen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zonet heeft de ober ons onze drankjes gebracht.
Noteer:
PV = 
OW= 
WG = 
LV = 
MV = 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
PV = heeft
OW= de ober
WG = heeft gebracht
LV = onze drankjes
MV = ons

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak: 
- Opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 80
- Opdracht 1 t/m 3 + 5 op bladzijde 106.

Dit moet maandag af zijn!

Klaar? Kijk je werk na (antwoorden staan op Classroom)


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het lesdoel behaald?
- Je leert over het meewerkend voorwerp

Heeft er iemand nog een vraag over het werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Zin:

In de vakantie kochten we elke dag een chocoladebroodje.


Zet in zinsdelen:
"De zakenman heeft zijn kunstverzameling uitgeleend".

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
De persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + gez. + onderwerp = lijdend voorwerp
Wie of wat
+
gez.
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen in leesboek
Kies deze week leesboek 3 en geef je titel door! Je kan dit naar mij toe mailen. 

Neem vanaf volgende week elke week dit boek mee!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woordsoorten ken jij allemaal?
Schrijf alle woordsoorten op die je kent.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de woordsoorten:
Hij sprong ver naast die sloot.

'Naast' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de woordsoorten:
De nieuwe docent gaf gelijk een toets

'Nieuwe ' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de woordsoorten:
Het feestje van gisteren was echt super leuk.

'Feestje' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag.

Maak: H2 woordsoorten (blz. 54)
Opd. 1 t/m 4   

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies