2E 11-02

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Regels in de klas
  1.  Je hebt je spullen voor Nederlands bij je.
  2. Je let op als ik iets vertel/uitleg.
  3. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  4. Aan het einde van de les staat je tafel recht en is je stoel aangeschoven.
  5. We gaan respectvol om met de docent en met elkaar.


Slide 1 - Tekstslide

Als je je niet aan de regels houdt
  1.  Mondelinge waarschuwing.
  2. Naam op het bord met het 1e streepje achter je naam.
  3. 2e streepje = nablijven of uitgestuurd.

Slide 2 - Tekstslide

Programma 2E maandag 10-02-2025
  • Terugblik.
  • Video.
  • Stukje van het verhaal (Backstage) lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen


Benn, Kamila en Thijmen
 mogen voor laten lezen op hun Chromebook.




Slide 4 - Tekstslide

Terugblik op de video
We zagen een optreden van de schoolband. Cathelijne is de zangeres van die band. Na het optreden heeft haar vader een boze mail gestuurd naar de school. Hij wist niet dat Cathelijne in de band zat en wil dat ze direct stopt met de band.

Dat was de mail op de volgende dia...

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wij moesten een reactie sturen op de mail van Cathelijne's vader. We moesten hem ervan overtuigen dat Cathelijne in de band moet blijven.

Maar hoe overtuig je iemand van jouw mening?

Slide 7 - Tekstslide

Iemand overtuigen doe je met argumenten.
  • Je herkent het argument (reden) vaak aan de signaalwoorden omdat of want.
  • Je herkent een mening vaak aan woorden als: ik vind of volgens mij.

Kijk eens naar de voorbeelden op de volgende dia...

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 1
"Volgens mij is het beter om huiswerk digitaal te maken, omdat je het dan makkelijker kunt verbeteren en geen papieren kwijtraakt."

  • Mening: huiswerk digitaal maken. 
  • Argument: makkelijker verbeteren en minder kans om iets kwijt te raken.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 2
"Ik vind dat we op school vaker buiten les moeten krijgen, want frisse lucht zorgt ervoor dat je je beter kunt concentreren."

  • Wat is de mening?
  • En wat is het argument (de reden)?

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord
"Ik vind dat we op school vaker buiten les moeten krijgen, want frisse lucht zorgt ervoor dat je je beter kunt concentreren."

  • De mening > vaker buiten les krijgen.
  • Het argument (de reden) > frisse lucht helpt bij concentratie.

Slide 11 - Tekstslide

En bij deze?
"Roken is slecht voor je gezondheid, omdat het bewezen is dat het longkanker kan veroorzaken."

  • Wat is het argument (de reden)?
  • Staat er een mening in de zin?

Slide 12 - Tekstslide

Samengevat: je kunt iemand overtuigen van een feit of een mening door argumenten te gebruiken.

Slide 13 - Tekstslide

Kun je iemand altijd overtuigen van jouw mening?

Slide 14 - Tekstslide

Nee! Iedereen heeft het recht op een eigen mening. Je kunt proberen iemand te overtuigen, maar je kan niemand verplichten om hetzelfde te denken als jij.

Slide 15 - Tekstslide

We gaan naar les 2 van Backstage

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Je leest het verhaal
Klaar? Maak Backstage, les 2, opdracht 3.

Slide 18 - Tekstslide