In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Present Simple
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
Aan het einde van de les kan je:
Vertellen wat de present simple is (bevestigende zinnen)
Signaalwoorden herkennen van de present simple
De vorm toepassen in zinnen
Slide 2 - Tekstslide
De 'present simple' is in het Nederlands de ...
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomende tijd
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer gebruik je het?
Als iets altijd, vaak of nooit gebeurt, gebruik je in het Engels de present simple.
Ik werk op school (altijd)
Ik sport doordeweeks (vaak)
Ik eet geen vis (nooit)
Slide 4 - Tekstslide
Vorm
Bij I, you, we en they gebruik je het hele werkwoord.
I live in New-York city.
They eat fish every weekend.
Onderwerp + ww
Slide 5 - Tekstslide
Vorm
Bij he, she en it zet je een -s achter het werkwoord.
He lives in New-York city.
She drinks milk every morning.
Onderwerp + ww + s
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
Slide 7 - Tekstslide
0
Slide 8 - Video
Present simple They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits
Slide 9 - Quizvraag
Present simple It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts
Slide 10 - Quizvraag
Present simple He ..... (to call)
A
call
B
calls
Slide 11 - Quizvraag
Present simple We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks
Slide 12 - Quizvraag
Present simple I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears
Slide 13 - Quizvraag
Persoonlijke voornaamwoorden
Soms begint een zin niet met een persoonlijk voornaamwoord als onderwerp. Dan moet je omdenken.
My dog never drinks from the river. (My dog = it)
Our parents often walk in the park. (Our parents = they)
Slide 14 - Tekstslide
He
She
They
We
Richard
Lisa
Dirk and I
Dirk and Lisa
Mr. Verhoeven
The dog and cat
Mrs. van der Boom
Mrs. van der Boom and I
Slide 15 - Sleepvraag
Uitzondering
Wanneer werkwoorden eindigen op een 'y', veranderen ze iets meer dan gewone werkwoorden bij he/she/it. Je vervangt dan eerst de -y door - ie en dan zet je de -s erachter.
SometimesI worry about my dog.
She never worries about her dog.
Slide 16 - Tekstslide
We ... (to cry) every Sunday.
A
cry
B
cries
Slide 17 - Quizvraag
James never ... (to carry) his own bag to school
A
carry
B
carries
Slide 18 - Quizvraag
She always ... (to fly) to Germany during holidays.