Jong & Oud H4 en H5

JONG EN OUD H4
Inkomensongelijkheid
Les 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

JONG EN OUD H4
Inkomensongelijkheid
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lorenzcurve
Wat kun je in een Lorenzecurve aflezen?
  • Hoe de welvaart in een land over de bevolking verdeeld is. 

Wat zegt deze Lorenzcurve over Brazilië?

Slide 3 - Tekstslide

Lorenzcurve

Slide 4 - Tekstslide

Primaire inkomens (worden verdiend in het productieproces)

  • loon
  • pacht/huur
  • rente
  • winst

Slide 5 - Tekstslide

Secundair inkomen =
primair inkomen 
- belastingen & sociale premies
+ uitkeringen

Secundair inkomen is = primair inkomen - belastingen - sociale premies + uitkeringen

Slide 6 - Tekstslide

Secundair inkomen
heet ook wel besteedbaar inkomen (wat je dus kunt uitgeven)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kan de secundaire
inkomensverdeling gelijker zijn dan de primaire?

Slide 9 - Woordweb

Hoe kan de secundaire inkomensverdeling gelijker zijn dan de primaire?
.
- Mensen met lagere inkomens hebben soms geen primair inkomen, maar wel een uitkering
- Mensen met lagere inkomens krijgen vaak toeslagen
- Door het progressie belastingstelsel betalen mensen met een hoog inkomen relatief meer belasting dan de lagere inkomens

Slide 10 - Tekstslide

De netto woonlasten bestaan uit:

  • rente en aflossing van de hypotheek 
  • onderhoudskosten
  • verzekeringspremie
  • belasting vanwege bezit woning
    (onroerend zaak belasting)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hypotheek
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.

Slide 14 - Tekstslide

Hypothecaire lening
Is een langlopende lening met onroerend goed als onderpand.
Onderpand is een soort dekking

Lukt het niet de rente en aflossing aan de bank te betalen?
Dan kan de bank je huis verkopen. Het risico is dat de verkoopopbrengst een stuk lager is.

Slide 15 - Tekstslide

CPI
Als we koopkrachtverandering willen berekenen moeten we met de prijsveranderingen van alle producten rekening houden. 
We gebruiken hiervoor de consumentenprijsindex (CPI) → dit is de maatstaf voor inflatie. Het CPI geeft aan hoeveel procent de kosten van levensonderhoud in een jaar hoger zijn dan in het basisjaar.

Slide 16 - Tekstslide

Het boodschappenmandje van het CBS
Consumentenprijsindexcijfer:
  • een indexcijfer dat de ontwikkeling van de consumentenprijzen weergeeft.  Je rekent het gemiddelde indexcijfer uit, rekeninghoudend met de weging.
  • Stappen
  1. indexcijfer artikelgroep x wegingsfactor
  2. tel alle uitkomsten bij elkaar op
  3. deel door totaal van alle wegingen (meestal 100)
  4. je hebt nu het cpi (consumentenprijsindexcijfer)

Slide 17 - Tekstslide

CPI 2016 = 106,7
CPI 2017 = 109,2
Wat is de inflatie in 2017 t.o.v. 2016?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video