Week 44 - les 1a

Hoofdletters en leestekens
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert leestekens op de juiste manier gebruiken.
  • Je weet wanneer je een komma gebruikt in een zin (bk).
  • Je weet wanneer je een komma, een dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt in een zin (kgt).
  • Je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Begrip
  • Leestekens: tekens die in de tekst gebruikt worden om een tekst beter leesbaar te maken. 

Slide 4 - Tekstslide

Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin):
    De deelnemers presenteren hun act.

  • Vraagteken (vraagzin):
    Zijn ze erg zenuwachtig?

  • Uitroepteken (uitroep):
    Doe je best!

Slide 5 - Tekstslide

Komma
De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.
Schiet op, oma!
Schiet op oma!

Slide 6 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
Als je gesport, hebt moet je daarna douchen.
B
Als je gesport hebt moet je daarna douchen.
C
Als je gesport hebt, moet je daarna douchen.
D
Als je gesport hebt moet je daarna, douchen.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Toen ik mijn kamer aan het opruimen was, vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego barbies kaartspellen en knuffels.
B
Toen ik mijn kamer aan het opruimen was vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego barbies kaartspellen en knuffels.
C
Toen ik mijn kamer aan het opruimen was vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego, barbies, kaartspellen, en knuffels.
D
Toen ik mijn kamer aan het opruimen was, vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego, barbies, kaartspellen en knuffels.

Slide 9 - Quizvraag

Laatst, toen ik mijn kamer aan het opruimen was, vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego, barbies, kaartspellen en knuffels.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters
  1. aan het begin van de zin > Het is vandaag zonnig.
  2. bij namen > Myrthe Croese, Yuverta
  3. aan het begin van een citaat > De docent riep: 'Start met stillezen.'

Slide 11 - Tekstslide

1. Begin van een zin

  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:

  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 12 - Tekstslide

2. Namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:

  • Myrthe Croese
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter, maar wel als de voornamen erbij staan.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink, let op: meneer Van Den Brink

Slide 13 - Tekstslide

2. Namen van landen, organisaties, merken, producten
  • Nederland, Turkije, Zuid-Afrika
  • Apple
  • Nutella

Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone, iPod, eBay

Slide 14 - Tekstslide

2. Woorden die van namen zijn gemaakt
  • Noord-Duitse stad
  • Limburgse vlaai
  • Marokkaanse kruiden
  •  Brabantse worstenbroodjes
  • Fransman
  • Amerikaanse president

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
Namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken schrijf je zonder hoofdletter!

  • maandag, zaterdag
  • december, april
  • lente, winter
  • zuiden, oosten

Slide 16 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
mel Wallis de vries
B
Mel wallis de Vries
C
Mel Wallis de Vries
D
Mel Wallis De Vries

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
winkel
B
supermarkt
C
lidl
D
aanbieding

Slide 19 - Quizvraag

Heb je een bk-boek
Begin dan aan je huiswerk:






Heb je een kgt-boek?

Cursus 7 - Spelling
BK
(vanaf blz. 220)
§2 Hoofdletters
opdracht 1 & 3
§3 Leestekens - komma
opdracht 2 & 4
§4 Leestekens - dubbele punt en aanhalingstekens
-

Slide 20 - Tekstslide