klas 3 voegwoorden 2022

Klas 3
Woordsoorten
voegwoorden
en meer....
week 11
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas 3
Woordsoorten
voegwoorden
en meer....
week 11

Slide 1 - Tekstslide

Weet jij nog wat voegwoorden zijn?
A
Voegwoorden verbinden alinea's met elkaar
B
Voegwoorden verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar
C
Voegwoorden verbinden teksten met elkaar
D
Voegwoorden verwijzen terug naar iets wat eerder genoemd is in een zin

Slide 2 - Quizvraag

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden woorden, woordgroepen of zinnen aan elkaar plakken.
Nog een keertje...

Slide 3 - Tekstslide

Twee soorten...

Een voegwoord is het woord waarmee je twee zinnen
aan elkaar plakt / voegt

VOORBEELD:
Tom heeft zijn arm gebroken, dus hij heeft veel pijn.

Tom heeft zijn arm gebroken.
dus  -----> voegwoord
Hij heeft veel pijn.



Er verandert niks:

twee lossen zinnen
zomaar aan elkaar.

Slide 4 - Tekstslide

Twee soorten...

Een voegwoord is het woord waarmee je twee zinnen
aan elkaar plakt / voegt

VOORBEELD:
Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.

Tom schreeuwt
omdat  -----> voegwoord
hij zijn arm gebroken heeft



Er verandert iets:

de woordvolgorde verandert

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
Een voegwoord staat altijd na een komma

Een voegwoord kan ook vooraan de zin staan:

Omdat Tom zijn arm heeft gebroken, schreeuwt hij van de pijn

Waar staat nu de komma? 
--> tussen de werkwoorden van de twee zinnen 


Slide 6 - Tekstslide

Voegwoord
Andere voorbeelden van voegwoorden zijn:
en
maar
want
of
tenzij
terwijl
als

Slide 7 - Tekstslide

Let op!
Voegwoorden zijn bij begrijpend lezen vaak signaalwoorden!
Maar in grammatica woordsoorten noemen we het voegwoorden.


Slide 8 - Tekstslide




van ALLE woordsoorten

Slide 9 - Tekstslide

Deze woorden geven aan wat er gebeurt of wat iemand doet....
A
dat is natuurlijk een zelfstandig nw!
B
dat is een werkwoord
C
ik geloof een voegwoord
D
Huh? gebeurt moet toch met een d?

Slide 10 - Quizvraag

Tot welke woordsoort hoort 'met'?
A
lw
B
vz
C
zn

Slide 11 - Quizvraag

Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? 
Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken
....
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
voegwoord
Lars
wil
demonstreren
op
de
Dam
,want
leraren
zijn

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar je juiste categorie woordsoorten.
lw
znw
bnw
vz
ww
De
eekhoorn
klom
in
de
hoge
boom.

Slide 13 - Sleepvraag

Bij welk antwoord staan alleen woordsoorten?
A
Lidwoord, persoonsvorm, gezegde
B
Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp
C
Werkwoord, voegwoord, lidwoord
D
Ik weet niet wat woordsoorten zijn

Slide 14 - Quizvraag

Ik ga een LEKKER taartje eten, want mijn broertje is jarig.
A
lekker is een voegwoord
B
lekker is een bijvoeglijk naamwoord
C
lekker puh!

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel werkwoorden heeft deze zin?
De verroeste schaatsen worden door mijn opa gerepareerd.
A
1
B
3
C
4
D
2

Slide 16 - Quizvraag

De auto is rood.
Rood is....
A
een BN
B
een VZ
C
een WW

Slide 17 - Quizvraag

Woorden voor mensen, dieren, planten, natuurverschijnselen, dingen, namen en gevoel zijn:
voorzetsels
bijvoeglijke naamwoorden
lidwoorden
zelfstandige naamwoorden

Slide 18 - Sleepvraag

Als ik een hondje krijg, ben ik blij!
ALS....
A
is een VZ
B
is een VOEGWOORD
C
Is een BN

Slide 19 - Quizvraag

Als ik een paard krijg, ben ik blij.
BEN.....
A
is een jongensnaam dus ZNW
B
is een WW
C
is een voegwoord

Slide 20 - Quizvraag

Op een boerderij wonen lijkt me niks, want dat stinkt.
"want"...
A
is een voegwoord
B
is een vz
C
is een bn

Slide 21 - Quizvraag

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
Voegwoord
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
gekke
tante
is
in
de
tuin

Slide 22 - Sleepvraag

Dit is een mooie, laatste zin.
"Zin" is...
A
hier een ww, van zin hebben in
B
is hier een znw, want je kunt er "de" voor zetten.
C
ik bak er niet veel van... :)
D
Ja, ik snap het! het is een voegwoord

Slide 23 - Quizvraag

EINDE

Slide 24 - Tekstslide