Afweer les 4





Afweer






Les 4
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomie & fysiologieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les





Afweer






Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Laatste les hoofdstuk afweer
4 soorten immuniteit
vaccinatie

* Toets anatomie periode maandag 29 maart


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag

  • Je kunt de 4 verschillende soorten immuniteit benoemen en uitleggen
  • Je kunt de je kunt doel en functie van vaccinatie benoemen en uitleggen

Slide 3 - Tekstslide

Afweerschema

Slide 4 - Tekstslide

De ontsteking

Slide 5 - Tekstslide

Koorts

Slide 6 - Tekstslide

Antilichamen

Slide 7 - Tekstslide

Antilichamen
Plasmacellen zijn getransformeerde B-cellen die actief de antistoffen aanmaken waar ze voor geprogrammeerd zijn.


Antilichamen zijn kleine eiwitmoleculen met de vorm van een Y.
   Je noemt ze ook immunoglobulinen=Ig


Slide 8 - Tekstslide

Werking van antilichamen
De antilichamen binden zich aan het antigeen met 1 of t 2 van de bovenste poten van de Y.
 
Als een antilichaam met één korte poot aan de ene bacterie is gebonden, is de andere korte poot vrij en die kan zich dus aan een andere bacterie binden. Je noemt dit agglutineren

Slide 9 - Tekstslide

Het imuunsysteem

Slide 10 - Tekstslide

Immuunsysteem

Slide 11 - Woordweb

Imuunsysteem
Het immuunsysteem is het systeem in je lichaam dat pathogenen (ziekteverwekkers) herkent en ze opruimt.

Als je een virus of bacterie al een keer hebt gehad, kan je immuunsysteem het herkennen en veel sneller opruimen!

Slide 12 - Tekstslide

Hoe werkt de immuniteit

Slide 13 - Tekstslide

Specifieke/Verworven afweer


Stamcellen uit rode beenmerg ontwikkelen in beenmerg --> B-lymfocyt

Stamcellen uit rode beenmerg naar thymus --> T-lymfocyt



Slide 14 - Tekstslide

Immuniteit
Immuun:
  • Na een infectie blijft de antistof in bloed aanwezig
  • Je wordt niet ziek van de ziekteverwekker
Hoe kun je immuniteit opbouwen?
  • Natuurlijke immuniteit
  • Kunstmatige immuniteit

Slide 15 - Tekstslide

4 soorten immuniteit

Slide 16 - Tekstslide

Actieve natuurlijke
immuniteit



Passieve Natuurlijke immuniteit
Actieve kunstmatige immuniteit



Passieve kunstmatige immuniteit

Slide 17 - Tekstslide

Immuniteit
Natuurlijke immuniteit
geheugencellen gemaakt door binnendringen ziekteverwekker
  • actieve natuurlijke immuniteit:
Het lichaam maakt zelf antistoffen
  • Passieve natuurlijke immuniteit:
Via de navelstreng / placenta

Kunstmatige immuniteit
geheugencellen gemaakt door inspuiten van ziekteverwekker. Ziekteverwekker is gedood of verzwakt, of alleen antigenen
  • actieve kunstmatige immuniteit:
Vaccin /  vaccin gespoten met verzwakte ziekteverwekkers
  • passieve kunstmatige immuniteit:
serum

Slide 18 - Tekstslide

Actieve en Passieve immuniteit
Actieve immuniteit: 
zelf betrokken, lichaam maakt zelf antistoffen

Passieve immuniteit: 
als je antistoffen kunstmatig krijgt toegediend

Slide 19 - Tekstslide

Hoe zit het dan?
  • Natuurlijke immuniteit
  • Kunstmatige immuniteit

Slide 20 - Tekstslide

Passieve immunisatie
Tetanusserum
-Veel antilichamen
-Kort aanwezig, vaak toedienen
-Snel veel antilichamen in bloedbaan

Biest
-Darmwand eerste 1 tot 2 levensdagen voor antilichamen passabel; daarna afgebroken net zoals andere voedingsstoffen
-Moederdier enten net voor dekking

Slide 21 - Tekstslide

passieve immuniatie
antistoffen van een ander mens of dier zorgen ervoor dat je niet ziek wordt.
Bv bij slangenbeten (kunstmatig passief)
of
Borstvoeding (natuurlijk passief)

Slide 22 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit

Vaccinatie (inenting)
- Dode of verzwakte ziekteverwekker wordt ingespoten
- Witte bloedcellen maken antistoffen
- Witte bloedcellen 'onthouden' deze antistoffen

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van kunstmatige passieve immuniteit
A
vaccinatie
B
serum
C
een ziekte doormaken
D
borstvoeding

Slide 24 - Quizvraag

Specifieke afweer
  • Niet aangeboren
  • Ontwikkelt zich als je te maken krijgt met antigenen van ziekteverwekkers.  Aanval door T en B lymfocyten. 
  • Na eerste aanval -> bereidt de specifieke afweer zich voor op een volgende aanval -> volgende aanval reageert immuunsysteem sneller en effectiever. 
  • Richt zich specifiek op 1 bepaalde ziekteverwekker. 

Slide 25 - Tekstslide

Vaccinatie

Slide 26 - Tekstslide

vaccinatie
wat is dat?
A
inenting
B
immuniteit
C
infectie
D
antistof

Slide 27 - Quizvraag

Wat wordt bij een vaccinatie ingespoten?
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 28 - Quizvraag

De uitvinding van de vaccinatie
De Engelse plattelandsarts Edward Jenner ontwikkelde eind achttiende eeuw een vaccin tegen de pokken, een ziekte die in deze tijd jaarlijks duizenden doden eiste.

De arts toonde de nauwe verwantschap tussen koeien-, paarden- en mensenpokken (smallpox) aan en ontdekte dat hij mensen immuun kon maken voor de pokken door hen te besmetten met het koepokvirus. 

Dat we inentingen tegen allerhande ziekten tegenwoordig ‘vaccins’ noemen danken we aan Jenner. Het woord vaccin is namelijk afgeleid van het woord vaccinia, de Latijnse medische benaming voor het koepokkenvirus.


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Vaccinatie
Levend verzwakt: 
 - langdurig werkzaam
 - via injectie of lokaal
Nadeel: restpathogeniteit

Dood of geïnactiveerd:
- veilig
- minstens 2x toedienen


Slide 31 - Tekstslide

Vaccicheck
antibody titer test
  • Vaccineren op maat


  • Bepaling van de hoeveelheid antistoffen in het bloed (de titer)

U heeft uw hond, kat of fret van jongs af aan keurig laten vaccineren. Logisch dat u ervan uitgaat dat het goed beschermd is. Maar is dat ook zo? Werkt een vaccinatie wel altijd?


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Jaarlijkse vaccineren van huisdieren is overbodig?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Wat is passieve immunisatie?
A
het lichaam krijgt antistoffen
B
het lichaam moet zelf antistoffen aanmaken
C
er wordt een vaccin toegediend

Slide 35 - Quizvraag

De planning 
  • week 11 (15-19 maart) hoofdstuk nieren & urinewegen
  • week 12 hoofdstuk nieren & urinewegen + herhaling
  • week 13 Toets periode 3 anatomie

Slide 36 - Tekstslide

Bedenk met jouw groepje 3 toets vragen over het hoofdstuk afweer.
Zet ze in de chat of mail ze naar ls20@rocwb.nl

Slide 37 - Tekstslide

Volgende les...
hoofdstuk Nieren & urinewegen






Slide 38 - Tekstslide

Extra uitleg en verdieping 

Slide 39 - Tekstslide

Antilichamen= antistoffen = immunoglobulinen
IgA: slijm, traanvocht en moedermelk

IgD: pathogenen luchtwegen en reguleert tegelijk de activiteit van B-cellen, de productie van andere antilichamen en ontstekingsreacties.

IgE: alergische reacties/ endoparasieten

IgM: infecties, leveraandoeningen, immuun aandoeningen (10% van de totale antilichamen)

IgG: chronische ontstekingen, auto-immuunziekten (90% van de totale antilichamen) plasma

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video