les 14

Nakijken

Terugblik

Lesdoel

Theorie

Zelf aan de slag!

Woorden les 13

Pluspunten en Kluspunten
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nakijken

Terugblik

Lesdoel

Theorie

Zelf aan de slag!

Woorden les 13

Pluspunten en Kluspunten

Slide 1 - Tekstslide

Les 6 opdracht 1 t/m 10

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Vul aan: een zelfstandig naamwoord is de naam van een: ... , ..., of .....

Slide 4 - Open vraag

De, het en 'een' noemen we: ......

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van: 'het nieuws'

Slide 6 - Open vraag

Het is een robuuste tas: hij gaat niet snel kapot!
Wat betekent 'robuust'?
A
Gemaakt van rubber
B
Dure
C
Goedkope
D
Krachtige en stevige

Slide 7 - Quizvraag

Het is een traditioneel Indonesisch gerecht. Zijn oma maakt het lekker klaar! Wat betekent 'traditioneel'?
A
Erg lekker
B
Volgens een receptenboek
C
Volgens oude gewoonten
D
Erg pittig

Slide 8 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Wat?
Maak les 13 vraag opdracht 1 t/m 7, 9, 11 en 12
Hoe?
Lees de opdrachten en probeer de antwoorden te vinden
Klaar?
huiswerk afmaken of leren voor een ander vak
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?

Slide 9 - Tekstslide


Nakijken 

Terugblik 

Lesdoel

Theorie

Zelf aan de slag!

Afsluiting

Huiswerk en planning


Slide 10 - Tekstslide

Nakijken...
Les 13 
opdracht 1 t/m 7, 9, 11 en 12

Slide 11 - Tekstslide

Terugblik

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden:
noem 3 zelfstandige naamwoorden

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 14 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoord = ...
A
rode - groene - prachtige
B
telefoon - dierenarts - roos - Nieuw - Vennep
C
jij - hij - zij - jullie - hun
D
in - op - voor - achter - aan

Slide 15 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord?
A
Jan
B
in
C
de
D
mooie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
olifant
B
schoen
C
onder
D
worst

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
werken
B
achter
C
rennen
D
gemeente

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
stoffig
B
vol
C
zolder

Slide 19 - Quizvraag



Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 20 - Quizvraag

Doel

Slide 21 - Tekstslide

LES 14 
Lesdoel
Ik leer wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en hoe ik ze schrijf.
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Andere voorbeelden

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Belangrijk
Vergeet niet de -n bij stoffen en materialen!

Slide 31 - Tekstslide


Terugblik

Theorie

Zelf aan de slag!

Huiswerk

Pluspunten en Kluspunten

Slide 32 - Tekstslide

LES 14 
Lesdoel
Ik leer wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en hoe ik ze schrijf.
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Startopdracht

Slide 35 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord...
A
Geeft extra informatie over een werkwoord
B
Hoort altijd bij een werkwoord
C
Kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan
D
Vertelt wat een zelfstandig naamwoord doet of overkomt

Slide 36 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 37 - Quizvraag

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 38 - Quizvraag

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
Shampoo voor glanzende haren.
A
Shampoo
B
voor
C
glanzende
D
haren

Slide 39 - Quizvraag

Vul de goede vorm in van het woord 'dood':
Op straat is het lichaam van een (dood) man gevonden

Slide 40 - Open vraag

Vul de goede vorm in van het woord 'hout':

Meng het beslag met een (hout) lepel

Slide 41 - Open vraag

Zelf aan de slag
Wat?
Les 14 maak vraag 1 t/m 10 op blz. 32 en 33
Hoe?
Lees de uitleg op blz. 32.
Klaar?
Stillezen
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?

Slide 42 - Tekstslide


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Mooie
B
Vliegen
C
Het
D
Op

Slide 43 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
museum
B
gesprek
C
beroemde
D
jongen

Slide 44 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van katoen:

'In de zomer draag ik graag (katoen) kleding.

Slide 45 - Open vraag

Huiswerk + plannen
Schrijf je huiswerk in je Agenda
Blz 33: vraag 6 t/m 10. 




Slide 46 - Tekstslide

Pluspunten & kluspunten?

Voor jezelf
Voor de klas
Voor de docent

Slide 47 - Tekstslide