Grammatica persoonsvorm, onderwerp en gezegde

Welkom TH1A!
Fijn jullie weer te zien
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom TH1A!
Fijn jullie weer te zien

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • 5 minuten in stilte lezen
  • Uitleg persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde
  • Zelfstandig opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

5 minuten in stilte lezen
  • Pak je boek en ga lezen

Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm
  • De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  • Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken. Het eerste werkwoord dat vooraan komt, is de persoonsvorm.
  • Bijvoorbeeld:
Petra heeft een leuke baan.
Heeft Petra een leuke baan?

Slide 4 - Tekstslide

Nog een voorbeeld:
  • Petra werkt bij een dierenarts.
Werkt Petra bij een dierenarts?

  • Ze doet allerlei klusjes.
Doet ze allerlei klusjes?

Slide 5 - Tekstslide

Nog een manier:
  • Je kunt ook de tijd van de zin veranderen:
Ze ontvangt de mensen en de dieren in de wachtkamer.
Ze ontving de mensen en de dieren in de wachtkamer.

  • Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

Slide 6 - Tekstslide

Nog een voorbeeld:
  • Petra moet bijvoorbeeld het zieke dier vasthouden.
Petra moest bijvoorbeeld het zieke dier vasthouden.

Welke werkwoord verandert? 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Je kunt steeds meer op het internet kopen.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Je weet soms niet welke winkel betrouwbaar is.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Je moet op een paar dingen letten.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Ik vergelijk prijzen van verschillende websites.

Slide 11 - Open vraag

Het onderwerp
  • Het onderwerp vind je door de volgende vraag te stellen.
Wie of wat + persoonsvorm
  • Voorbeeld:
Mijn zus koopt online altijd veilig met iDeal.
Persoonsvorm: koopt
  • Wie of wat koopt?
Onderwerp: mijn zus

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Ze bekijkt eerst de voorwaarden.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Een goede webwinkel krijgt een keurmerk.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Je herkent het keurmerk aan een plaatje op de website.

Slide 15 - Open vraag

Het gezegde
  • Het gezegde vind je door alle werkwoorden op te schrijven.
  • Bijvoorbeeld:
De leerlingen zouden graag willen zwemmen.

  • Wat zijn alle werkwoorden?
Gezegde: zouden, willen, zwemmen
Let op dat je ook de persoonsvorm bij het gezegde opschrijft!

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het gezegde?
Mijn moeder heeft gisteren hard gewerkt.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het gezegde?
De bomen krijgen in de lente nieuwe blaadjes.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het gezegde?
Ik moet al mijn huiswerk nog maken.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het gezegde?
Mag ik jouw blauwe stift lenen?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het gezegde?
De chocolade melk wordt warm gedronken.

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde:
Jij moet je boek nog kaften.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde:
Onze kat had een muis gevangen.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde:
Wil je mij alsjeblieft helpen?

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde:
Heb jij mijn e-mail ontvangen?

Slide 25 - Open vraag

Heb je nog vragen?

Slide 26 - Open vraag

Huiswerk volgende les
Maken: opdracht 2, 3 en 4 (pagina 44)

Leren: woordjes les 1 t/m 3 --> drillsteroefeningen!

Slide 27 - Tekstslide