Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Gramm pv
De persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm is
altijd
een werkwoord.
Elke zin heeft altijd
één
persoonsvorm.
Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm-
-> tijdproef
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
De persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm is
altijd
een werkwoord.
Elke zin heeft altijd
één
persoonsvorm.
Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm-
-> tijdproef
Slide 1 - Tekstslide
De persoonsvorm is een .....
A
Persoon
B
Ding
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 2 - Quizvraag
De persoonsvorm
De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.
Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken. Het eerste werkwoord dat vooraan komt, is de persoonsvorm.
Bijvoorbeeld:
Petra
heeft
een leuke baan.
Heeft
Petra een leuke baan?
Slide 3 - Tekstslide
De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Door de zin in een andere tijd te zetten
B
Door de zin om te draaien
C
Door ' t exkofschip te gebruiken
D
Met de getalproef
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 6 - Quizvraag
De persoonsvorm vind je
A
De zin vragend maken
B
Door de tijd of hoeveelheid te veranderen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Ik kan dit niet betalen.
A
kan
B
betalen
C
Ik
Slide 8 - Quizvraag
Als je het onderwerp van een tekst wilt weten stel je de vraag
A
Hoe gaat het met je?
B
Waar gaat de tekst over?
C
Hoeveel alinea's heeft de tekst?
D
Hoeveel tussenkopjes heeft de tekst?
Slide 9 - Quizvraag
Wat heb je nu geleerd?
Slide 10 - Open vraag
Nieuws
Heb jij het nieuws gekeken deze week?
Slide 11 - Tekstslide
Waar staan de zinsdeelstrepen goed?
A
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment gekregen.
B
De leerlingen / van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
C
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
D
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma een groot compliment / gekregen.
Slide 12 - Quizvraag
Waar staan de zinsdeelstrepen goed?
A
De leerlingen van klas 1 / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment gekregen.
B
De leerlingen / van klas 1 / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
C
De leerlingen van klas 1 / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
D
De leerlingen van klas 1 / hebben / van mevrouw Bouma een groot compliment / gekregen.
Slide 13 - Quizvraag
Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.
A
ja
B
nee
C
ik weet het niet
Slide 14 - Quizvraag
De zinsdeelstrepen staan goed.
Snap / jij / het / nog?
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
De eerste stap bij het zetten van zinsdeelstrepen is
A
Alles voor de pv is één zinsdeel
B
Alles wat voor de pv kan staan is één zinsdeel
C
Zoek de pv
Slide 16 - Quizvraag
Welke zinsdeelstrepen staan goed?
A
Waarom/ wil/ jij/ niet/ mee?
B
Waarom/ wil/ jij/ niet mee?
C
Waarom/ wil/ jij niet mee?
D
Waarom wil/ jij/ niet/ mee?
Slide 17 - Quizvraag
Zinsdeelstrepen zetten doe je bij:
A
zinsdelen
B
woordsoorten
Slide 18 - Quizvraag
Waar staan de zinsdeelstrepen juist?
A
Een van de bestverkochte spellen / ter wereld / kun / je / Monopoly / wel noemen.
B
Een van de bestverkochte spellen / ter wereld / kun / je / Monopoly / wel / noemen.
C
Een van de bestverkochte spellen ter wereld / kun / je / Monopoly / wel / noemen.
D
Een van de bestverkochte spellen ter wereld / kun / je / Monopoly / wel noemen.
Slide 19 - Quizvraag
Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quizvraag
Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Waarom heb | je | dat | verteld?
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quizvraag
Bij welk antwoord staan de zinsdeelstrepen goed?
A
|Vader en moeder |hebben| een feestje georganiseerd.|
B
|Vader en moeder |hebben| een feestje| georganiseerd.|
Slide 22 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Gramm pv
Januari 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Gramm pv
Maart 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Gramm pv
September 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Gramm pv
November 2023
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Herhaling LJ1
April 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
grammatica 1.1 en 2.1
Februari 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Di 3 okt persoonsvormen en werkwoorden
December 2023
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
grammatica mavo 2
September 2021
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2