12.1 TH3a

Deze les
  • Wat weet je nog? (pak je aantekeningen)
  • Uitleg over 12.1 (Let op! Lastige stof in één les!)
  • Oefenen met de opdrachten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les
  • Wat weet je nog? (pak je aantekeningen)
  • Uitleg over 12.1 (Let op! Lastige stof in één les!)
  • Oefenen met de opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 11.4
1. Zet op volgorde van groot naar klein: kern, cel, chromosoom, genoom, gen, allel

2. Leg uit wat het verschil is tussen een gen en allel. 

3. Wat is fenotype en wat is genotype?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 12.1
  • Je kunt uitleggen wat homozygoot en wat heterozygoot betekent.
  • Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
  • Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
  • Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

DNA, gen en allel
Van groot naar klein:
Chromosoom: draden van DNA in de celkern
Gen: stukje DNA dat codeert (informatie geeft) voor één erfelijke eigenschap (bijv. haarkleur)
Allel: variant van een gen (bijv. allel voor bruin haar)

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik H11 
Een stukje DNA met de informatie voor één eigenschap heet een gen.
 Een gen kan verschillende varianten hebben (allel). 

Slide 6 - Tekstslide

Allel
Gen bestaat uit 2 allelen, want chromosomen komen voor in paren.

Allelen kunnen verschillen per chromosoom

Bijvoorbeeld: Gen voor haarkleur
Allel 1: blond, allel 2: bruin

Slide 7 - Tekstslide

Homozygoot = twee gelijke allelen van een gen.
Heterozygoot = twee verschillende allelen van een gen.

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk:
Welke kleur ogen zal het kind krijgen?
Zijn fenotype is bruine oogkleur. Het genotype is bruin / bruin.

Slide 9 - Tekstslide

Dominant of recessief
Als iemand heterozygoot voor een eigenschap is, komt de   dominante eigenschap tot uiting (in het fenotype).

Een allel is dus dominant of recessief:
Dominant = overheersend allel.
Recessief = onderdrukte allel.

Het bruine allel voor oogkleur is dominant. Het blauwe allel voor oogkleur is recessief.

Slide 10 - Tekstslide

Genotypen noteren
Dominante allel: hoofdletter
Recessieve allel: kleine letter

Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa

Slide 11 - Tekstslide

Dus welke oogkleur krijgt het kind?
bb
BB
En hoe schrijven we dat genotype op?

Slide 12 - Tekstslide

Kruisingsschema maken
Met behulp van een kruisingsschema kun je bepalen hoe de nakomelingen (kinderen) eruit kunnen komen te zien. 

Filmpje voor extra uitleg/herhaling: https://www.youtube.com/watch?v=H2V0tLVnWmM 

Slide 13 - Tekstslide

Stappenplan kruisingsschema maken
1.  Noteer  van beide ouders de fenotypen.
2. Noteer van beide ouders de genotypen.
3. Bepaal welke allelen kunnen voorkomen in de geslachtscellen (voortplantingscellen). 
4. Vul de mogelijke opties in in het kruisingsschema (mannen horizontaal, vrouwen verticaal). 



Slide 14 - Tekstslide

Maak opdracht 14
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Snap je het?
  1. Pak pen en papier.
  2. Maak de kruisingsschema's bij de opdrachten (in tweetallen)
  3. Schrijf de antwoorden op.

Slide 16 - Tekstslide

Een ouderpaar (P-generatie) verwacht een kind (F1-generatie).
Beide ouders kunnen tongrollen.
Beide zijn voor die eigenschap heterozygoot.
Hoe groot is de kans dat het kind genotype Aa=heterozygoot heeft?
A
75%
B
50%
C
25%
D
0%

Slide 17 - Quizvraag

Bij beren wordt de vachtkleur bepaald door twee verschillende allelen. Het allel voor bruine vacht (B) is dominant over het allel voor zwarte vacht (b).
Een heterozygote beer kruist met een zwarte beer.

Hoe groot is de kans dat de nakomelingen zwart zijn?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 18 - Quizvraag

Een ouderpaar verwacht een kind. Beide ouders kunnen tongrollen.
Beide zijn voor die eigenschap heterozygoot.
Hoe groot is de kans dat het kind kan tongrollen?
A
75%
B
50%
C
25%
D
0%

Slide 19 - Quizvraag

Bij cavia's komen genen voor die we aanduiden met R en r. De aanwezigheid van het gen R geeft vlekken op de vacht.
Twee cavia's, Snuf en Snuitje, krijgen jongen. Deze jongen hebben de genotypen RR, Rr en rr.
Wat zijn de genotypen van Snuf en Snuitje?
A
RR en Rr
B
RR en rr
C
Rr en Rr
D
Rr en rr

Slide 20 - Quizvraag

Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.

Hoeveel van deze kiemplanten zullen naar verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600

Slide 21 - Quizvraag

Maken
Eerste 8 minuten in stilte

Af op: vrijdag 15 maart
Maken: 3, 7, 9 en 15 t/m 18

Volgende les bespreken we de opdrachten!

timer
8:00

Slide 22 - Tekstslide