In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Verkoopcijfers
Les 3
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
Week 1: Handel
Week 2: Handel
Week 3: Handel
Week 4: Handel
Week 5: Verkoopprijs bepalen
Week 6: Verkoopprijs bepalen
Week 7: Verkoopprijs bepalen
Week 8: Toets
Slide 2 - Tekstslide
Boek Verkoopcijfers
Opdrachten maken in boek
of digitale leeromgeving
Slide 3 - Tekstslide
Waarom moet een retailer waarde toevoegen aan de producten/diensten die hij verkoopt?
Slide 4 - Open vraag
Handel
Handel is het inkopen van goederen om deze te verkopen voor een hogere prijs.
Consumenten zijn alleen bereid om die hogere prijs te betalen als ze de aankoop een goede deal beschouwen.
Als verkoper moet je voor de klant waarde toevoegen.
Slide 5 - Tekstslide
Waarde toevoegen
Retail betekent ook waarde toevoegen:
Producten onder de aandacht brengen van klanten
Aantrekkelijk assortiment aanbieden
Service verlenen
Sfeer in de winkel of op de website
Betaling makkelijk maken
Producten, goederen, diensten
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de inkoopprijs van een product?
Slide 7 - Open vraag
Inkoopprijs
De inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor de producten die je inkoopt.
Het is de prijs per stuk die je betaalt bij de inkoop.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de omzet?
Slide 9 - Open vraag
Wat is de afzet?
Slide 10 - Open vraag
Verkopen benoemen:
Je kunt de verkopen op twee manieren benoemen:
In geld:
Geldbedrag (omzet of opbrengst)
In producten:
Aantal verkochte producten (afzet)
Slide 11 - Tekstslide
Omzet en Afzet
Omzet = afzet x verkoopprijs
Rekenvoorbeeld: Lotte verkoop zes kleine kaarten voor € 3,00 per stuk en twintig grote kaarten voor € 7,50 per stuk
De afzet is 6 + 20 = 26 producten
De omzet is 6 x € 3,00 + 20 x € 7,50 = € 168
Slide 12 - Tekstslide
Wat is brutowinst?
Slide 13 - Open vraag
Brutowinst
Als je de inkoopwaarde van de omzet van de omzet aftrekt, bereken je de brutowinst.
De brutowinst is een bedrag om de kosten van te betalen en winst over te houden - als je het goed gedaan hebt.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Nut van deze les
Aan het einde van de les..
.. leer jij wat de inkoopwaarde van de omzet is.
.. weet je twee manieren om de inkoopwaarde te berekenen.
Slide 16 - Tekstslide
Inkoopwaarde van de omzet
De inkoopwaarde van de omzet (IWO) heeft te maken met het totale aantal artikelen dat verkocht is in een bepaalde periode.
Inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor ingekochte artikelen.
Dit kan van elkaar afwijken, omdat je niet altijd alle producten die je hebt ingekocht verkoopt (of al producten had ingekocht).
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Waarom is de inkoopwaarde van de omzet en de inkoopprijs vaak niet hetzelfde?
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Video
Slide 21 - Tekstslide
Inkoopwaarde van de omzet berekenen
De inkoopwaarde van de omzet kan je op meerdere manieren uitrekenen. Dit is afhankelijk van het bedrijf waar je werkt.
1. De inkoopwaarde berekenen met de afzet en de inkoopprijs
2. De inkoopwaarde berekenen met de omzet
Slide 22 - Tekstslide
1. De inkoopwaarde berekenen met de afzet en de inkoopprijs
De inkoopprijs kan in de loop van een jaar veranderen, of zelfs per dag, zoals bij groente, olie en koffie. In inkoopprijs is altijd de prijs per product.
De inkoopwaarde van de verkochte artikelen is het totale bedrag dat je hebt betaald voor de verkochte artikelen.
Dit bereken je door de afzet te vermenigvuldigen met de inkoopprijs.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
2. Inkoopwaarde berekenen met de omzet
Als je artikelen verkoopt, maak je omzet. In deze omzet zit de brutowinst. De artikelen die je hebt verkocht, heb je tegen een inkoopwaarde gekocht.
Brutowinst is de omzet minus de inkoopwaarde van de omzet.
Slide 25 - Tekstslide
Omdraaien..!
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 21/25
Slide 28 - Tekstslide
Doel behaald van deze les?
Aan het einde van de les..
.. leer jij wat de inkoopwaarde van de omzet is.
.. weet je twee manieren om de inkoopwaarde te berekenen.