Verkoopcijfers 4

Verkoopcijfers
Les 4
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkoopcijfersMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verkoopcijfers
Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Week 1: Handel
Week 2: Handel
Week 3: Handel
Week 4: Handel
Week 5: Handel
Week 6: Verkoopprijs bepalen
Week 7: Verkoopprijs bepalen
Week 8: Toets

Slide 2 - Tekstslide

Boek Verkoopcijfers
Opdrachten maken in boek
of digitale leeromgeving

Slide 3 - Tekstslide

Waarom moet een retailer waarde toevoegen aan de producten/diensten die hij verkoopt?

Slide 4 - Open vraag

Waarde toevoegen
Retail betekent ook waarde toevoegen:
Producten onder de aandacht brengen van klanten
Aantrekkelijk assortiment aanbieden
Service verlenen
Sfeer in de winkel of op de website
Betaling makkelijk maken
Producten, goederen, diensten

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de omzet?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de afzet?

Slide 7 - Open vraag

Verkopen benoemen:
Je kunt de verkopen op twee manieren benoemen:

In geld: 
Geldbedrag (omzet of opbrengst)

In producten: 
Aantal verkochte producten (afzet)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is brutowinst?

Slide 9 - Open vraag

Brutowinst
Als je de inkoopwaarde van de omzet  van de omzet aftrekt, bereken je de brutowinst

De brutowinst is een bedrag om de kosten van te betalen en winst over te houden - als je het goed gedaan hebt. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Nut van deze les
Aan het einde van de les..

.. weet je wat een winstberekening is.
.. leer jij wat nettoresultaat is.

Slide 12 - Tekstslide

Inkoopwaarde van de omzet
De inkoopwaarde van de omzet (IWO) heeft te maken met het totale aantal artikelen dat verkocht is in een bepaalde periode. 

Inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor ingekochte artikelen. 

Dit kan van elkaar afwijken, omdat je niet altijd alle producten die je hebt ingekocht verkoopt (of al producten had ingekocht). 

Slide 13 - Tekstslide

Inkoopwaarde van de omzet berekenen
De inkoopwaarde van de omzet kan je op meerdere manieren uitrekenen. Dit is afhankelijk van het bedrijf waar je werkt. 

1. De inkoopwaarde berekenen met de afzet en de inkoopprijs
2. De inkoopwaarde berekenen met de omzet

Slide 14 - Tekstslide

Winstberekening
Met de brutowinst moet de ondernemer zijn kosten nog betalen, en nog winst overhouden. 

Als de brutowinst hoger is dan de kosten maak je winst, zijn de kosten hoger dan de brutowinst, dan maak je verlies.

Slide 15 - Tekstslide

Netto resultaat
Het verschil tussen de brutowinst en de kosten is het Nettoresultaat

Slide 16 - Tekstslide

Netto vs Bruto
Het woord ''netto'' in nettoresultaat geeft het verschil aan met ''bruto'' van brutowinst. 

Formule:
Nettoresultaat = brutowinst - kosten

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Bedrijfskosten
De bedrijfskosten zijn alle kosten die een ondernemer maakt. 

Slide 19 - Tekstslide

Bedrijfskosten
Bedrijfskosten noem je ook wel exploitatiekosten.

- Kosten personeel
- Energiekosten
- Huur van een winkel
- transportkosten
- verzekeringskosten 
etc etc. 

Slide 20 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 26/32

Slide 22 - Tekstslide

Doel behaald van deze les?
Aan het einde van de les..

.. weet je wat een winstberekening is.
.. leer jij wat nettoresultaat is.

Slide 23 - Tekstslide

Challenge 4
Opdracht 23 t/m 32 maken en inleveren

Slide 24 - Tekstslide

Challenge 1
Opdracht 2 t/m 13 maken en inleveren

Slide 25 - Tekstslide