5.3 Belasting op shoppen?

Hoe gaat het vandaag?
A
šŸ˜“
B
ā˜¹ļø
C
šŸ¤”
D
šŸ™‚
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe gaat het vandaag?
A
šŸ˜“
B
ā˜¹ļø
C
šŸ¤”
D
šŸ™‚

Slide 1 - Quizvraag

Wat gaan we vandaag doen?
Herhaling par 5.2
Paragraaf 5.3( Belasting op shoppen)
Maken opdrachten



Slide 2 - Tekstslide

Na deze les weet je: 
-wat btw is
-waarom btw een indirecte belasting is

Slide 3 - Tekstslide

Terugkijk Begrippen par 5.2
Bregje wil thuis een kleine snoepwinkeltje beginnen. Daarom gaat ze naar de AH XL Elandstraat. Ze haalt o.a. 50 zakjes haribo snoep. Hoeveel bedraagt haar inkoopprijs? 

Slide 4 - Tekstslide

Terugkijk Begrippen par 5.2
Ravzanur wil als eerste snoep kopen bij Bregje. Bregje is blij maar weet niet zo goed wat hij aan Ravzanur moet vragen voor een zakje snoep. Willen jullie haar helpen om de verkoopprijs te bepalen? 

Slide 5 - Tekstslide

Terugkijk Begrippen par 5.2
De vader van Bregje zegt: "Ik heb een idee hoe je de verkoopprijs kan bepalen.  Je rekent 50 % van de inkoopprijs. Dat is dan je brutowinst. Het bedrag  van de brutowinsttoeslag tel je bij de inkoopprijs op." 

Slide 6 - Tekstslide

Terugkijk Begrippen par 5.2
50% van de inkoopprijs = 50:100 x 1,49 = 0,75->
0,75 is je brutowinst,. Dit moet je bij de inkoopprijs optellen.
1,49+ 0,75=2,24

Slide 7 - Tekstslide

Terugkijk Begrippen par 5.2
De andere klasgenootjes willen nu ook snoepjes bij Bregje kopen. Dit waren de bestellingen: Ikar 3 zakjes ,Maissa 2 , Adam 6, Liibaan 4, Victoria 8, Ezgi 2, Anjali 4, Dary 20, Evita 8. Bereken de afzet van Bregje.

Slide 8 - Tekstslide

Terugkijk Begrippen par 5.2
De andere klasgenootjes willen nu ook snoepjes bij Bregje kopen. Dit waren de bestellingen: Ikar 3 zakjes ,Maissa 2 , Adam 6, Liibaan 4, Victoria 8, Ezgi 2, Anjali 4, Dary 20, Evita 8. Bereken de afzet van Bregje.

Slide 9 - Tekstslide

Terugkijk Begrippen par 5.2
De andere klasgenootjes willen nu ook snoepjes bij Bregje kopen. Dit waren de bestellingen: Ikar 3 zakjes ,Maissa 2 , Adam 6, Liibaan 4, Victoria 8, Ezgi 2, Anjali 4, Dary 20, Evita 8. Bereken de omzet/opbrengst van Bregje.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is afzet?

Slide 11 - Open vraag

Wat is omzet?

Slide 12 - Open vraag

Hoe bereken je de omzet
A
verkoopprijs x afzet
B
inkoopprijs x afzet
C
brutowinst x afzet
D
opbrengst - kosten

Slide 13 - Quizvraag

Je hebt 14 muffins verkocht. Ze kosten ā‚¬ 1,20 per stuk
wat is je omzet?
14 x 1,20 = ā‚¬ 16,80

Slide 14 - Open vraag

Hoe bereken je de verkoopprijs? Begin met de inkoopprijs.

Slide 15 - Open vraag

De inkoopprijs van een tas is 55 euro's. Je rekent 75% brutowinstopslag. A Bereken de brutowinstopslag. B Bereken de verkoopprijs

Slide 16 - Open vraag

Tassi verkoopt 33 fietsen. De verkoopprijs is 690. Bereken de omzet.

Slide 17 - Open vraag

5.3 belasting op shoppen?
Bekijk de  kassa bon. Wat val je op?

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Wat is btw?
De afkorting btw staat voor belasting toegevoegde waarde. Iedereen die een product of dienst koopt, betaalt een prijs waar de btw bij in is gerekend. Het bedrag wat je aan de kassa betaalt, bevat dus al de belasting. De verkoper draagt deze omzetbelasting weer af aan de overheid.

Slide 21 - Tekstslide

btw tarieven?

Slide 22 - Tekstslide

9%
21%

Slide 23 - Sleepvraag

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 24 - Quizvraag

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 25 - Quizvraag

Waarom is btw een indirecte belasting? 
  • Jij betaald btw aan de verkoper
  • De verkoper betaald de btw aan de overheid
  • Indirecte belasting: je betaald via de winkelier / verkoper aan de overheid

Slide 26 - Tekstslide

Waarom betalen we eigenlijk betaling op alles?

Slide 27 - Tekstslide

Wat is btw en waarom is btw een indirecte belasting?

Slide 28 - Open vraag

Maken opdrachten

Slide 29 - Tekstslide

Wat betekent de afkorting BTW?
=leervraag
A
Belasting Totale Waarde
B
Belasting Toegevoegde Waarde
C
Bruto Totale Waarde
D
Bruto Toegevoegde Waarde

Slide 30 - Quizvraag

  1. BTW berekenen:
    ā‚¬ 125 : 100 x 21% = ā‚¬ 26,25 
  2. of 21% :100 x 125 = 26,25 euro
  3. Consumentenprijs berekenen
    ā‚¬ 125 + ā‚¬ 26,25 = ā‚¬ 151,25
Rekenen met BTW - overzicht - klik op vraagteken voor vraag 6a/b in je werkboek
Verkoopprijs
  • 100%
Btw
  • 6% 
Consumentenprijs
  • 106% 
  • 100%
  • 21% 
  • 121% 
  • Je koopt een bloes met een verkoopprijs van ā‚¬ 45. 
  • Het btw tarief is 21%
  1. Bereken de btw
  2. Bereken de consumentenprijs
BTW 21% = 21:100x45 =9,45 euro
Consumentenprijs=
Verkoopprijs + btw
dus 45 + 9,45 = 54,45 euro

Slide 31 - Tekstslide

5.3 deel 2
Terugblik
Prijs inclusief en exclusief btw

Slide 32 - Tekstslide

is verkoopprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
de btw
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 34 - Quizvraag

Prijs excl. en incl. btw berekenen
Van inclusief naar exclusief: hoe doe je dat ?


Slide 35 - Tekstslide

Verkoopprijs inclusief en exclusief btw voorbeeld
Een jas kost inclusief btw ā‚¬ 19,00. Op een jas zit 21% btw. Bereken de prijs zonder btw.
  • Prijs zonder btw = altijd 100%. 

Slide 36 - Tekstslide

2SA + 2SB (Ook thuisblijvers)
Blz 140 opdracht 48 tot 52
Heel paragraaf 5.3 moet af

Slide 37 - Tekstslide

2SC + 2SD (Ook thuisblijvers)
Blz 25 
opdracht 52 tot 57

Slide 38 - Tekstslide