4.3 Impulsgeleiding [les 1]

heb je nog vragen over zenuwcellen (anoniem)
1 / 35
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

heb je nog vragen over zenuwcellen (anoniem)

Slide 1 - Open vraag

maak een foto van je huiswerk bij 4.2

Slide 2 - Open vraag

4.3 Impulsgeleiding (les 1)

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling:
Iemand raakt met een arm een heet voorwerp aan en schreeuwt: "Au!".
Via welke typen neuronen zijn dan impulsen geleid?
A
Via sensorische en motorische neuronen
B
Via sensorische, motorische en schakelneuronen
C
Alleen via motorische neuronen
D
Alleen via sensorische neuronen

Slide 4 - Quizvraag

Herhaling:
Rond 300 voor Christus bestond in Alexandrië een plaats aan de Middellandse Zee, een bloeiend wetenschappelijk centrum. Bekende geleerden uit deze zogenaamde Alexandrijnse school zijn Herophilus en Erasistratus. Zij bestudeerden onder andere de bouw en werking van het menselijk lichaam.
Herophilus onderzocht hersenen en zenuwen. Hij zag dat sommige beschadigingen van zenuwen leidden tot verlamming, andere tot gevoelloosheid. Tegenwoordig maken we onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen.
Welke van deze typen zenuwcellen komen voor in de zenuwen die Herophilus heeft gezien?
A
alleen motorische zenuwcellen en schakelcellen
B
alleen motorische zenuwcellen en sensorische zenuwcellen
C
alleen schakelcellen en sensorische zenuwcellen
D
motorische zenuwcellen, schakelcellen en sensorische zenuwcellen

Slide 5 - Quizvraag

Herhaling:
De myelineschede bij een neuron wordt gevormd door cellen van Schwann. Over de functie van deze cellen van Schwann worden twee beweringen gedaan.
1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen.
2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.

Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
bewering 1 is juist
B
bewering 2 is juist
C
bewering 1 & 2 zijn juist
D
bewering 1 & 2 zijn onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen deze les
Je kunt in een afbeelding aangeven hoe de impulsgeleiding in een neuron verloopt 

Je kunt de verschillende stappen van een actiepotentiaal uitleggen


Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis: wat is een impuls?

Slide 8 - Open vraag

Impuls
een receptor zet een prikkel om in een impuls (electrisch stroompje), en geeft dit door aan een zenuwcel

via de zenuwcellen komt de impuls bij je hersenen terecht

een ander woord voor impuls is actiepotentiaal
 

Slide 9 - Tekstslide

Geef de volledige namen van de volgende elementen:
Na
K
Cl
Ca

Slide 10 - Open vraag

Wat is een ander woord voor impuls?

Slide 11 - Open vraag

Impuls
 > Is een elektrisch stroompje dat veroorzaakt wordt door een verschil in elektrische ladingen binnen en buiten de cel

> Deze elektrische ladingen worden veroorzaakt door ionen

> Ionen zijn atomen met een positieve of negatieve lading
Meer weten over ionen? Bekijk Thema 18.2 op 10voorbiologie

Slide 12 - Tekstslide

Zoek de ladingen van de volgende ionen:
Natrium
Kalium
Chloride
Calcium

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

zenuwcel in rust
Het concentratie verschil bij de K+ ionen is kleiner dan bij de Na+ ionen. 

In combinatie met de hoeveelheid achtergebleven negatief geladen stoffen: 

Buiten de cel = +
Binnen de cel = -

BINAS 88D

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen actiepotentiaal en membraanpotentiaal?

Slide 16 - Open vraag

Hoeveel millivolt (mV) is het membraanpotentiaal als het in rust is?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

actiepotentiaal
O.i.v. een prikkel/ impuls wordt een natriumkanaaltje open gezet.

Gevolg: natriumionen van een plek met een hoge concentratie stromen naar een plek met een lage concentratie = + en - wordt opgedraaid (in 0,001 sec)

= actiepotentiaal


Slide 19 - Tekstslide

Wat is de reden dat het membraanpotentiaal toeneemt als gevolg van een impuls?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

actiepotentiaal
Na de actiepotentiaal 
- gaat het natriumkanaaltje dicht (dit duurt even = herstelfase)
- gaat de Na/K pomp aan om ladingsverschil te herstellen (binnen weer - en buiten +)
- het naastgelegen natriumkanaaltje gaat door het actiepotentiaal ook open waardoor hier een actiepotentiaal ontstaat (en die daarnaast, en die daarnaast.....) = impulsgeleiding
- maximaal 500 impulsen/sec

Slide 22 - Tekstslide

Leg uit hoe een actiepotentiaal ontstaat.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Stel je hebt een actiepotentiaal op een bepaald gedeelte van het celmembraan. Welke stap van dit actiepotentiaal zorgt er voor dat er ook een actiepotentiaal ontstaat verderop in de cel

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Video

Wat voor invloed heeft de myelineschede op de impulsgeleiding binnen een cel?

Slide 27 - Open vraag

Stel een blauwe vinvis (33 m) zou geen myelineschede hebben. Hoe lang duurt het dan voordat de walvis het door zou hebben dat het in de staart is gebeten?

Slide 28 - Open vraag

Hoe ontstaat de rustpotentiaal van een smaakzintuigcel?

A
Door de natrium en kaliumpoorten
B
Door de natrium-kalium-pompen
C
Door de natriumpoorten
D
Door de kaliumpoorten

Slide 29 - Quizvraag

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist
1. De myelineschede versnelt de impulsgeleiding
2. Dendrieten hebben nooit een myelineschede
3. De myelineschede isoleert zenuwcellen van elkaar
4. Een neuron zelf maakt zijn myelineschede

Slide 30 - Open vraag

Leerdoelen deze les
Je kunt in een afbeelding aangeven hoe de impulsgeleiding in een neuron verloopt 

Je kunt de verschillende stappen van een actiepotentiaal uitleggen




Slide 31 - Tekstslide

Heb je nog een vraag over dit hoofdstuk?

Slide 32 - Open vraag

Aan het werk
Maak opdrachten 1 t/m 3 van de basiskennisvragen van 4.3
Maak een begrippenlijst/samenvatting van 4.3

Lever foto's in de volgende slide in

Extra uitleg nodig? Bekijk de volgende video

Slide 33 - Tekstslide

0

Slide 34 - Video

Lever hier foto's in van opdracht 1 t/m 3 + je begrippenlijst / samenvatting

Slide 35 - Open vraag