LB 6.2 grammatica meewerkend voorwerp
1 / 19
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Opa koopt voor oma een bos rozen.
Opa koopt voor oma een bos rozen.
Slide 4 - Open vraag
Wat is het gezegde in de volgende zin:
Opa heeft voor oma een bos rozen gekocht.
Opa heeft voor oma een bos rozen gekocht.
Slide 5 - Open vraag
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Opa koopt voor oma een bos rozen.
Opa koopt voor oma een bos rozen.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Opa koopt voor oma een bos rozen.
Opa koopt voor oma een bos rozen.
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
De moeder gaf haar dochter een boek voor haar verjaardag.
Wat is het gezegde in deze zin?
Wat is het gezegde in deze zin?
A
De moeder
B
gaf
C
een boek
D
voor haar verjaardag
Slide 14 - Quizvraag
De moeder gaf haar dochter een boek voor haar verjaardag.
Wat is het onderwerp in deze zin?
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
De moeder
B
gaf
C
haar dochter
D
een boek
Slide 15 - Quizvraag
De moeder gaf haar dochter een boek voor haar verjaardag.
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
De moeder
B
gaf
C
haar dochter
D
een boek
Slide 16 - Quizvraag
De moeder gaf haar dochter een boek voor haar verjaardag.
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
A
De moeder
B
gaf
C
haar dochter
D
een boek
