H4.3 Onrust in de Nederlanden

opdr. 2a/c, 3 t/m 6
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

opdr. 2a/c, 3 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht-2
a.
Gebruik bron 3 uit de oriëntatie. Zet op de juiste plek in de kaart (bron 3) de namen van de gebieden die Karel V bestuurde: Spanje • de Nederlanden • Italiaanse gebieden • Duitse gebieden.


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht-2
c.
Wat wordt bedoeld met de zin ‘Karel V bestuurde een groot, maar verbrokkeld
rijk’?
A Het rijk van Karel was groot, maar bestond uit allemaal losse stukken land.
B Het rijk van Karel was groot, maar dreigde uit elkaar te vallen.
C Het rijk van Karel was groot, maar hij was niet in alle gebieden even machtig.


Slide 5 - Tekstslide

Opdracht-2
c.
Wat wordt bedoeld met de zin ‘Karel V bestuurde een groot, maar verbrokkeld
rijk’?
A Het rijk van Karel was groot, maar bestond uit allemaal losse stukken land.
B Het rijk van Karel was groot, maar dreigde uit elkaar te vallen.
C Het rijk van Karel was groot, maar hij was niet in alle gebieden even machtig.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Opdracht-3
a.
Karel V en Filips II wilden een centraal bestuur. Wat is dat?
A Een bestuur vanuit één plaats waarbij overal in het koninkrijk dezelfde wetten en belastingen gelden.
B Een gewest met eigen regels, wetten en bestuurders.
C Een systeem waarbij een heer de horigen in zijn gebied beschermt.
D Het recht van burgers om hun stad zelf te besturen, zelf recht te spreken en een eigen munt te maken.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht-3
a.
Karel V en Filips II wilden een centraal bestuur. Wat is dat?
A Een bestuur vanuit één plaats waarbij overal in het koninkrijk dezelfde wetten en belastingen gelden.
B Een gewest met eigen regels, wetten en bestuurders.
C Een systeem waarbij een heer de horigen in zijn gebied beschermt.
D Het recht van burgers om hun stad zelf te besturen, zelf recht te spreken en een eigen munt te maken.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht-3
b.
Wat voor soort verandering is het instellen van een centraal bestuur?
Een culturele / economische / politieke / sociale verandering.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht-3
b.
Wat voor soort verandering is het instellen van een centraal bestuur?
Een culturele / economische / politieke / sociale verandering.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht-4
Wat waren twee voordelen van een centraal bestuur voor Filips II?
A Ambtenaren waren dan niet meer nodig.
B De adel in de Nederlanden zou meer macht krijgen.
C Filips II zou beter met de adel kunnen samenwerken.
D Filips II zou makkelijker belasting kunnen opleggen.
E Overal zouden dezelfde regels gelden.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht-4
Wat waren twee voordelen van een centraal bestuur voor Filips II?
A Ambtenaren waren dan niet meer nodig.
B De adel in de Nederlanden zou meer macht krijgen.
C Filips II zou beter met de adel kunnen samenwerken.
D Filips II zou makkelijker belasting kunnen opleggen.
E Overal zouden dezelfde regels gelden.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht-5
In de leertekst ‘Groeiende ontevredenheid’ staan twee redenen waarom mensen in de Nederlanden ontevreden waren over het Spaanse bestuur.
Onderstreep de twee zinnen waarin die redenen worden samengevat.


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht-6
a.
Maak de zinnen kloppend.
De Nederlandse edelen / Spaanse koningen waren tegen een centraal bestuur. Hun taken werden voor een deel overgenomen door ambtenaren / de gewesten. Daardoor had de adel meer / minder macht.

 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht-6
a.
Maak de zinnen kloppend.
De Nederlandse edelen / Spaanse koningen waren tegen een centraal bestuur. Hun taken werden voor een deel overgenomen door ambtenaren / de gewesten. Daardoor had de adel meer / minder macht.

 

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht-6
b.
Maak de zinnen kloppend.
De Spaanse koning was katholiek / protestant. Hij vervolgde katholieken /
protestanten streng. Veel katholieken / protestanten / katholieken en protestanten in de Nederlanden vonden de straffen van Filips te zwaar.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht-6
c.
Maak de zin kloppend.
In de 16e eeuw was een deel van de inwoners van de Nederlanden protestant
geworden. Dat was een gevolg / oorzaak van de Hervorming.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht-6
c.
Maak de zin kloppend.
In de 16e eeuw was een deel van de inwoners van de Nederlanden protestant
geworden. Dat was een gevolg / oorzaak van de Hervorming.

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
4.3 | Onrust in de Nederlanden 
Blz. 32 t/m 38
maken opdrachten 7 t/m 10

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht-7
a.
In welk jaar begon de Beeldenstorm?
 
b.
Gebruik bron 2. In welke stad begon de Beeldenstorm?
 

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht-7
a.
In welk jaar begon de Beeldenstorm?
In 1566.
b.
Gebruik bron 2. In welke stad begon de Beeldenstorm?
In het plaatsje Steenvoorde (in Vlaanderen).

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht-7
c.
Gebruik paragraaf 2. Calvijn en Luther hadden nooit opdracht gegeven om beelden van heiligen te vernielen. Toch past dat wel bij de ideeën van de hervormers. Welke zin daarover is juist?
 A De hervormers stonden alleen het lezen over heiligen in de Bijbel toe.
 B De hervormers wilden alleen eenvoudige beelden in de kerk.
 C De hervormers wilden de kerken van de protestanten inpikken.
 D De hervormers vonden het vereren van heiligenbeelden verkeerd.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht-7
c.
Gebruik paragraaf 2. Calvijn en Luther hadden nooit opdracht gegeven om beelden van heiligen te vernielen. Toch past dat wel bij de ideeën van de hervormers. Welke zin daarover is juist?
 A De hervormers stonden alleen het lezen over heiligen in de Bijbel toe.
 B De hervormers wilden alleen eenvoudige beelden in de kerk.
 C De hervormers wilden de kerken van de protestanten inpikken.
 D De hervormers vonden het vereren van heiligenbeelden verkeerd.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht-8
a. 
Gebruik bron 5. Wat zie je in deze bron?
A Een gevolg van de Beeldenstorm.
B Een oorzaak van de Beeldenstorm.
C Wat er gebeurde tijdens de Beeldenstorm.
 

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht-8
a. 
Gebruik bron 5. Wat zie je in deze bron?
A Een gevolg van de Beeldenstorm.
B Een oorzaak van de Beeldenstorm.
C Wat er gebeurde tijdens de Beeldenstorm.
 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht-9
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Alva moest de orde in de Nederlanden herstellen.
B Filips II wilde de Nederlanden centraal besturen.
C Gelovigen vernielden beelden in kerken en kloosters.
D Protestanten vluchtten naar het buitenland.

De juiste volgorde is: B, C, A, D.
 

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht-9
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Alva moest de orde in de Nederlanden herstellen.
B Filips II wilde de Nederlanden centraal besturen.
C Gelovigen vernielden beelden in kerken en kloosters.
D Protestanten vluchtten naar het buitenland.

De juiste volgorde is: B, C, A, D.
 

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht-9
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Alva moest de orde in de Nederlanden herstellen.
B Filips II wilde de Nederlanden centraal besturen.
C Gelovigen vernielden beelden in kerken en kloosters.
D Protestanten vluchtten naar het buitenland.

De juiste volgorde is: B, C, A, D.
 

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht-10a

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht-10b

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht-10c

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide