5/2 ingezonden brief 2h les 1

Lezen (en schrijven):
de ingezonden brief
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lezen (en schrijven):
de ingezonden brief

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • Korte activiteit 

  • Weet je het weer?
  • Nakijken
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les(senserie):
  • weet ik wat een ingezonden brief is;  
  • kan ik benoemen wat feit, mening, standpunt en argument betekent
  • kan ik subjectief en objectief benoemen en onderscheiden
  • begrijp ik hoe een ingezonden brief is opgebouwd;  
  • kan ik op basis van een bouwplan een betogende brief schrijven;  
  • kan ik argumenten bedenken en deze in een betogende tekst (de brief) uitwerken;  
  • kan ik de juiste signaalwoorden gebruiken in een ingezonden brief;
  • kan ik mijn geschreven tekst kritisch nakijken op spelling en zinsbouw. 

Slide 3 - Tekstslide

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide


Slide 8 - Open vraag

Nakijken


Blz. 168, par. 6.5, deel 1: opdracht 2 t/m 4
Bijbehorende theorie: par. 7.7 standpunten en argumenten

Slide 9 - Tekstslide

yy

Slide 10 - Tekstslide

Hoe wordt de mening van de schrijver ook wel genoemd?
A
het argument
B
het standpunt

Slide 11 - Quizvraag

In de conclusie herhaalt de schrijver zijn standpunt of mening.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

En dan nu (eindelijk): de ingezonden brief 

Slide 13 - Tekstslide




(Denk aan correcte spelling!)

Inleiding:

  • artikel waarop je reageert: bron (krant) + titel van artikel + datum
  • samenvatting van artikel in een zin.
  • aanleiding noemen
  • jouw mening




Kern:
  • argumenten (minimaal twee)
  • één alinea per argument


Slot:

  • conclusie 
  • herhalen mening  + eventueel advies/uitsmijter

Naam, plaats




Indeling van de ingezonden brief: I K S

Slide 14 - Tekstslide

kenmerken ingezonden brief:
  1. subjectief
  2. kort en bondig (max. 100 woorden)
  3. verwijs naar waar de brief een reactie op is (eerste zin)
  4. geen aanhef, wel een titel
  5. onderteken de brief

Slide 15 - Tekstslide

Feit, mening, argument
Objectief, subjectief

Slide 16 - Tekstslide

Feit of mening

Slide 17 - Tekstslide

Mening geven

- Uitleg geven over jouw mening

- Subjectieve argumenten
(Sentimenteel = met emotie)
Overtuigen

- Anderen overhalen jouw mening te delen

- Objectieve argumenten
(Ongevoelig = emotieloos)

Slide 18 - Tekstslide

Persoon en zaak - subject matter

Informatie die op feiten is gebaseerd wordt ook wel objectief genoemd: de informatie wordt aangeboden als een meetbare zaak (object). Meningen zijn subjectief: het uitgangspunt is de persoon (het subject). 
Sommige tekstvormen, zoals verslagen, nieuwsberichten of achtergrondartikelen, zijn bij uitstek objectief: het tekstdoel is informeren. 
Andere tekstvormen, zoals betogen, recensies of ingezonden brieven, hebben juist per definitie een subjectief karakter. De meeste subjectieve teksten bevatten ook objectieve informatie (zo geeft een recensent pas zijn mening over een film of game nadat hij die aan het begin van zijn recensie feitelijk beschreven heeft).


In de grammatica wordt het onderwerp ook wel subject genoemd, in het Nederlands maar ook in andere talen (subject, Subjekt, sujet). Het subject is datgene wat of degene die een handeling verricht, die bijvoorbeeld iets pakt. Dat iets is dan het lijdend voorwerp, in de grammatica ook wel object genoemd (object, Objekt, objet).

Subject = onderwerp
Object = lijdend voorwerp

Slide 19 - Tekstslide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.
= controleerbaar
= waar of niet waar

Slide 20 - Tekstslide

Noteer een feit over mevrouw Hooi.

Slide 21 - Open vraag

Mening (standpunt)
  • Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt.
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn
  • Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens
Voorbeeld
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 22 - Tekstslide

Noteer een korte zin met een mening over mevrouw Hooi.

Slide 23 - Open vraag

Argument (reden)
  • Een argument is de uitleg waarmee je een mening verdedigt --> waarom diegene die mening heeft.
  • Herken je aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers


Voorbeeld
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 24 - Tekstslide

Noteer een zin met een mening en een argument over mevrouw Hooi.

Slide 25 - Open vraag

Werk voor de deze les (als er tijd over is) + huiswerk: 

Blz. 172, par. 6.5, deel 2: opdracht 2 t/m 4
Bijbehorende theorie: par. 7.6 ingezonden brief


Wat  niet af is = huiswerk
Klaar = lezen uit je leesboek
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
25:00

Slide 26 - Tekstslide

Tekstdoelen

Slide 27 - Tekstslide

Tekstdoel
De schrijver wil..
Voorbeeld tekstsoort
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
dat je iets te weten komt
je overhalen om iets te doen
dat je zijn mening overneemt
je vermaken
krantenbericht, verslag nieuwsbericht, leesboek
reclametekst, uitnodiging, advertentie
bespreking van een film of boek (recensie), betoog, column
verhaal, leesboek, strip, roman, rap, mop

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Functies tekstdelen
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de
interesse van de lezer wekken. Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Midden: gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot: de schrijver rondt de tekst af. Dit kan op veel manieren,
bijvoorbeeld:
• de belangrijkste informatie uit de tekst kort samenvatten;
• een conclusie trekken;
• de vraag uit de inleiding beantwoorden


Vaak hebben ze een vaste structuur!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Wat is een alinea??

'Een alinea is een verzameling zinnen die met elkaar samenhangen. Alinea’s zijn als het ware de bouwstenen van je tekst: de kleinere eenheden binnen het geheel. Elke alinea stelt één onderwerp centraal.'

Elke alinea begint op een nieuwe regel (na een ‘return’). 

Het woord alinea komt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘nieuwe regel’. Letterlijk: ‘van de lijn af, van de regel af’.

Op websites en in (korte) brieven en mails staat vaak voor en na elke alinea een witregel.

In langere en gedrukte teksten, zoals brochures, artikelen, tijdschriften, kranten en boeken, komt er niet altijd een witregel. Wel springt de eerste regel van elke alinea vaak iets in (dat wil zeggen dat hij iets rechts van de linkerkantlijn begint).

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Lesdoel:
Aan het einde van deze les(senserie):
  • weet ik wat een ingezonden brief is;  
  • kan ik benoemen wat feit, mening, standpunt en argument betekent
  • kan ik subjectief en objectief benoemen en onderscheiden
  • begrijp ik hoe een ingezonden brief is opgebouwd;  
  • kan ik op basis van een bouwplan een betogende brief schrijven;  
  • kan ik argumenten bedenken en deze in een betogende tekst (de brief) uitwerken;  
  • kan ik de juiste signaalwoorden gebruiken in een ingezonden brief;
  • kan ik mijn geschreven tekst kritisch nakijken op spelling en zinsbouw. 

Slide 34 - Tekstslide

Ik kan het verschil tussen feit, mening en argument benoemen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik kan het verschil tussen objectief en subjectief benoemen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 37 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 38 - Open vraag