dubbele punt, aanhalingstekens, uitroepteken en telwoord

Leestekens
Doel: ik weet wanneer ik een dubbele punt, aanhalingsteken en uitroepteken moet schrijven.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leestekens
Doel: ik weet wanneer ik een dubbele punt, aanhalingsteken en uitroepteken moet schrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Dubbele punt
Geeft aan dat er informatie komt. 
Na een dubbele punt komt een stukje tekst wat iemand zegt. 

Bijvoorbeeld
Juf Merel zegt: Pak allemaal je boek.

Slide 2 - Tekstslide

Aanhalingsteken
Geeft een citaat aan (het stukje tekst wat iemand letterlijk zegt). Dat stukje tekst begint met een hoofdletter.

Bijvoorbeeld
Juf Merel zegt: 'Pak allemaal je boek.'

Slide 3 - Tekstslide

Uitroepteken
Staat aan het eind van een uitroep of bevel. 
Herken je vaak aan een kort zinnetje die aangeeft dat er een bevel komt. Bijvoorbeeld mama roept of de bakker schreeuwt

Bijvoorbeeld:
Smeer de broodjes! 
Kom hier!

Slide 4 - Tekstslide

uitroepteken of punt
Wauw, wat gaaf
A
.
B
!

Slide 5 - Quizvraag

uitroepteken of punt
Morgen ga ik fietsen.
A
.
B
!

Slide 6 - Quizvraag

uitroepteken of punt
Ga weg
A
.
B
!

Slide 7 - Quizvraag

uitroepteken of punt
Ik ben boos op mijn broertje.
A
.
B
!

Slide 8 - Quizvraag

uitroepteken of punt
Ik ren hard naar school
A
.
B
!

Slide 9 - Quizvraag

uitroepteken of punt
Blijf staan
A
.
B
!

Slide 10 - Quizvraag

Tim zegt Ga je mee op avontuur?

Slide 11 - Open vraag

Ruud vraagt Waar gaan we heen dan?

Slide 12 - Open vraag

Naar de koeien zegt Tim.

Slide 13 - Open vraag

Ruud zegt Dat hebben we laatst al gedaan.

Slide 14 - Open vraag

Hij vraagt Zullen we dan gaan gamen?

Slide 15 - Open vraag

Is goed zegt Ruud.

Slide 16 - Open vraag

Ik weet wanneer ik een
dubbele punt, aanhalingsteken
en uitroepteken moet schrijven
Ja | Nee | Beetje

Slide 17 - Woordweb