Mij, jou, u, hem, haar, ons, hem, het, ze TCA2 thema 4
1 / 11
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1. Vul in.
Julia praat met Tim. Zij praat met ....
Julia praat met Tim. Zij praat met ....
A
haar
B
zijn
C
hem
D
het
Slide 2 - Quizvraag
2. Vul in.
Wij helpen Tim. Hij helpt ......
Wij helpen Tim. Hij helpt ......
A
ons
B
hem
C
onze
D
jullie
Slide 3 - Quizvraag
3. Vul in.
Dit is mijn boek. Het boek is van .....
Dit is mijn boek. Het boek is van .....
A
mijn
B
jouw
C
mij
D
zijn
Slide 4 - Quizvraag
4. Vul in.
Dit is de oom van Tim. Dit is ..... oom.
Dit is de oom van Tim. Dit is ..... oom.
A
Zijn
B
ons
C
haar
D
jullie
Slide 5 - Quizvraag
5. Vul in.
Meneer, wij komen morgen bij .... op bezoek.
Meneer, wij komen morgen bij .... op bezoek.
A
uw
B
u
C
jou
D
jouw
Slide 6 - Quizvraag
6. Vul in.
Ik heb een cadeau voor ......
Ik heb een cadeau voor ......
A
zijn
B
jou
C
hij
D
jouw
Slide 7 - Quizvraag
7. Vul in.
Ik geef de boeken aan ......
Ik geef de boeken aan ......
A
uw
B
jouw
C
hen
D
hun
Slide 8 - Quizvraag
8. Vul in.
Het boek is mooi. Ik lees ...... in bed.
Het boek is mooi. Ik lees ...... in bed.
A
het
B
haar
C
hem
D
zijn
Slide 9 - Quizvraag
9. Vul in.
Mijn fiets staat in de schuur. Ik gebruik ...... straks.
Mijn fiets staat in de schuur. Ik gebruik ...... straks.
A
het
B
hem
C
haar
D
ze
Slide 10 - Quizvraag
10. Vul in.
De boodschappen zitten nog in de tas. Ik moet ..... in de koelkast leggen.
De boodschappen zitten nog in de tas. Ik moet ..... in de koelkast leggen.
A
hen
B
hun
C
ze
D
het
