In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Atoombouw
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen U3A
Je kunt de bouw van een atoom beschrijven.
Je kunt met behulp van het massagetal en het atoomnummer het aantal neutronen in een kern berekenen.
Je kunt een atoom tekenen volgens het atoommodel van Bohr dit is een kern met schillen
Slide 2 - Tekstslide
Wat zou jij allemaal van atomen willen weten? Beschrijf dat kort hieronder.
Slide 3 - Open vraag
Wat is waar?
A
Een atoom is opgebouwd uit moleculen
B
Een molecuul is opgebouwd uit atomen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is waar ?
A
atomen zijn de kleinste deeltjes die bestaan
B
protonen en neutronen zijn de kleinste deeltjes die bestaan.
C
protonen en neutronen zijn weer gemaakt van nog kleinere deeltjes !?!
D
Alle kleine deeltjes bestaan uit nog kleinere deeltjes? Hoe lang kan dat doorgaan !?
Slide 5 - Quizvraag
Rutherford (1911)
Atomen bestaan uit een kern met daaromheen een elektronenwolk.
Kern is positief + geladen.
negatief geladen (-) elektronen draaien in een baan rondom de kern.
Slide 6 - Tekstslide
Atoombouw (Bohr, 1913)
Een atoom bestaat uit:
elektronen (..wolk)
protonen (kern)
neutronen (kern)
Nieuw: de elektronen zitten in schillen:
en neutronen
in de kern
Slide 7 - Tekstslide
Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronenenelektronen.
protonen en neutronen
in de kern
Slide 8 - Tekstslide
Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern
dus
atoomnummer = aantal protonen
Het aantal protonen bepaald het atoomsoort.
Voorbeeld:
Koolstof (C) heeft atoomnummer 6 want koolstof heeft 6 protonen.
een koolstof atoom (C)
Slide 9 - Tekstslide
massagetal
massagetal = aantal protonen (p+) + aantal neutronen (n0).
u = atomaire massa-eenheid
massa proton = 1 u
massa neutron = 1 u
Massa elektron = verwaarloosbaar klein
Dus het massagetal van dit koolstofatoom =
6 + 6 = 12 u
een koolstof atoom (C)
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het massagetal van dit lithium-atoom
A
3
B
4
C
6
D
7
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het atoomnummer van dit atoom?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het massagetal van waterstofatoom?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 13 - Quizvraag
Het atoomnummer van dit koolstofatoom is:
A
6
B
8
C
14
D
20
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de lading van dit waterstofatoom?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het atoomnummer van dit stikstofatoom?
A
0
B
7
C
14
D
21
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het massagetal van dit stikstofatoom?
A
0
B
7
C
14
D
21
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de lading van dit stikstofatoom?
A
0
B
7
C
14
D
21
Slide 18 - Quizvraag
Notatie atomen (in het periodiek systeem)
Helium (He)
Slide 19 - Tekstslide
Het atoomnummer van dit waterstofatoom is:
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 20 - Quizvraag
Het massagetal van dit waterstofatoom is:
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 21 - Quizvraag
Het massagetal van dit waterstofatoom is:
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 22 - Quizvraag
Het massagetal van dit koolstofatoom is:
A
6
B
8
C
14
D
20
Slide 23 - Quizvraag
Het aantal neutronen in dit koolstofatoom is:
A
6
B
8
C
14
D
20
Slide 24 - Quizvraag
Isotopen
Meesteelementen hebben meerdere isotopen. Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen. Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.
Slide 25 - Tekstslide
STOP HIER !!
We gaan tekenen.
Slide 26 - Tekstslide
Isotopen = zelfde atoomsoort maar ander aantal neutronen
Slide 27 - Tekstslide
Isotopen
Slide 28 - Tekstslide
Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37
Slide 29 - Tekstslide
massagetal, atoomnummer en isotopen
Slide 30 - Tekstslide
Gemiddelde atoommassa (relatieve atoommassa van de isotopen die voorkomen op aarde )
Slide 31 - Tekstslide
Gebruik bij deze opdrachten het periodiek systeem: