In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Atoombouw
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kan de bouwstenen van atomen benoemen en onderscheiden
Je kan de opbouw van het periodiek systeem verklaren met de bouw van atomen
Je kan het begrip isotopen toepassen
Slide 2 - Tekstslide
Opbouw lessen deze week
L1: Theorie + oefenen & samenvatten (spiekbrief)
L2: Praktische opdracht uitvoeren met spiekbrief
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Het atoom
Dalton
Een atoom is een massief balletje.
Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.
Slide 5 - Tekstslide
Rutherford
Atoommodel Rutherford:
Atomen hebben een kleine positieve kern met een negatieve wolk waar elektronen zich in bevinden.
Slide 6 - Tekstslide
Rutherford (1911)
Slide 7 - Tekstslide
Atoombouw
Een atoom bestaat uit:
- elektronen
- protonen (kern)
- neutronen (kern)
Slide 8 - Tekstslide
Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen. De 1+ geladen protonen (p) en de ongeladen neutronen (n) bevinden zich in de atoomkern. De 1− geladen elektronen (e-)bevinden zich in een wolk rond de atoomkern.
Slide 9 - Tekstslide
Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
atoomnummer = aantal protonen
aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Slide 10 - Tekstslide
https:
Slide 11 - Link
Isotopen
Meesteelementen hebben meerdere isotopen. Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen. Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.
Slide 12 - Tekstslide
Isotopen
Slide 13 - Tekstslide
Isotopen
Slide 14 - Tekstslide
Atoomnummer, massagetal en isotopen
Slide 15 - Tekstslide
https:
Slide 16 - Link
Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 18 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 19 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 20 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24
Slide 21 - Quizvraag
Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan
(massa - atoomnummer)
Slide 22 - Quizvraag
Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom
Slide 23 - Quizvraag
Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager
Slide 24 - Quizvraag
Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quizvraag
Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen
Slide 26 - Quizvraag
N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen. C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen. N-14 en C-14 zijn isotopen