paragraaf 28/29

De parricidio (r. 4)
Nu pas noemt Cicero de aanklacht. Waarom zo laat?
A
Het was eerder niet duidelijk
B
Het is zo erg, hij wil het niet noemen
C
het draait volgens Cicero niet om deze aanklacht
D
Hij wil mensen in spanning houden
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De parricidio (r. 4)
Nu pas noemt Cicero de aanklacht. Waarom zo laat?
A
Het was eerder niet duidelijk
B
Het is zo erg, hij wil het niet noemen
C
het draait volgens Cicero niet om deze aanklacht
D
Hij wil mensen in spanning houden

Slide 1 - Quizvraag

Antwoord c
Cicero doet zijn best om de indruk te wekken dat die vadermoord niet is waar het om draait; het gaat om de intriges van Chrysogonus, Capito en Magnus

Slide 2 - Tekstslide

nu de vraag andersom: wat is volgens Cicero de belangrijkste reden om Sextus Roscius aan te klagen voor vadermoord?

Slide 3 - Open vraag

Hoe wordt Erucius genoemd in de eerste vijf regels?

Slide 4 - Open vraag

par. 28-29: framing Erucius
"om een of andere geroutineerde aanklager hiervoor te regelen, die hierover iets zinnigs kon zeggen, waarin geen enkele verdenking verborgen lag"

In deze paragraaf schept Cicero een beeld van Erucius: volgens hem is hij een  gesjeesde (corrupte?)  advocaat die niet werkelijk moeite doet om zich in de zaak te verdiepen; in de volgende slides drie redenen waarom hij  die moeite niet doet volgens Cicero

Slide 5 - Tekstslide

1
- Erucius ging er volgens Cicero, net als Chrysogonus, onder andere vanuit dat de publieke opinie zich tegen Roscius zou keren, omdat het een vadermoord als een gruwelijke misdaad wordt gezien. Niemand gaat zich dan bekommeren om wat vastgoed.

Slide 6 - Tekstslide

Welke woorden onderstrepen het achteloze karakter van Erucius' aanklacht?
A
nulla suspicio (r.6)
B
dicere aliquid (r.5/6)
C
non poterant (7)
D
de ea re (r. 5)

Slide 7 - Quizvraag

dicere aliquid = 'iets zeggen', 'een woordje doen'; zonder veel gewicht, nadenken of aandacht; 

Slide 8 - Tekstslide

2
- Bovendien is dit de eerste rechtszaak sinds alle gruwelijkheden in de burgeroorlog. Als deze zaak dan als eerste dient, verwacht je dat het oordeel streng zal zijn, als een soort genoegdoening voor zo weinig rechtspraak in de voorafgegane periode.

Slide 9 - Tekstslide

Waar in paragraaf 28 staat dat het beste verwoord?
A
tempore...pugnarent (r.7)
B
quoniam ... poterant (r.4/5)
C
quod iudicia ... esset (r.9)

Slide 10 - Quizvraag

Van den Daele vertaalt regels 7 t/9 als volgt:

'Reeds lange tijd zijn er geen processen meer geweest; het is dus wel noodzaak dat wie het eerst voor het gerecht gedaagd wordt, veroordeeld wordt."

(de volgende  vraag kun je ook teruglezen op p 49,)

Slide 11 - Tekstslide

De vertaler heeft de grammaticale structuur van het Latijn niet geheel overgenomen. Leg dit uit met betrekking tot 'quod iudicia... non essent'. Ga in op zowel het Latijn als het Nederlands.

Slide 12 - Open vraag

3
- Erucius voelt zich veilig onder de vleugels van de invloedrijke Chrysogonus; hij verwachtte uberhaupt niet dat iemand het op zich zou durven nemen om Roscius te verdedigen. 

Deze laatste gedachte staat in regel 9/10. We zitten nog steeds in een A.c.I (afhankelijk van homines loqui), dus begin je vertaling met 'dat ...'

Slide 13 - Tekstslide

vertaal: huic autem patronos propter Chrysogoni gratiam defuturus (esse) (r. 9/10)

Slide 14 - Open vraag

welke vorm is defuturos (esse)
A
inf. perf. pas.
B
inf. fut. act.
C
ppp
D
pfa

Slide 15 - Quizvraag

Van den Daele vertaalt regels 9-10 als volgt:


"deze man zal trouwens, gezien de grote invloed van Chrysogonus, geen beschermers vinden"

(de volgende vraag kun je ook teruglezen op p 49)

Slide 16 - Tekstslide

welke wijziging in de grammaticale structuur heeft de vertaler aangebracht ten opzichte van huic?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link

Vanwege welke vier overwegingen dachten de boeven dat het wel makkelijk zou zijn Roscius veroordeeld te krijgen?

Slide 19 - Open vraag

n.b. Eisma gaat er vanuit dat alleen de laatste drie argumenten die van de drie boeven zijn, en de eerste een soort 'algemene opvatting' van de 'de Romeinen'. hiervoor is wat te zeggen, maar grammaticaal staan de vier argumenten op één lijn.

Slide 20 - Tekstslide

de laatste Latijnse zin van paragraaf b (hoc consilio...tradiderunt)  krijgen jullie van mij, als jullie de volgende vragen beantwoorden:

Slide 21 - Tekstslide

we gaan eerst op zoek naar de hoofdzin. Wat is de pv van de hoofdzin?
A
impulsi
B
cuperent
C
potuerunt
D
tradiderunt

Slide 22 - Quizvraag

'impulsi' congrueert met het onderwerp ('zij') en is een
A
ppa
B
ppp

Slide 23 - Quizvraag

'hoc consilio atque adeo hac amentia'
geven het volgende aan:
A
een oorzaak
B
een reden
C
een toegeving
D
een voorwaarde

Slide 24 - Quizvraag

welk woord is het lijdend voorwerp bij 'tradiderunt'?

Slide 25 - Open vraag

iugulandum is een
A
ppa
B
ppp
C
gerundivum
D
gerundium

Slide 26 - Quizvraag

welke functie heeft vobis?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Quizvraag

de hoofdzin is dus:
Door dit plan, of liever door deze waanzin gedreven hebben zij hem aan u overgeleverd om af te slachten

Slide 28 - Tekstslide

het betrekkelijk voornaamwoord 'quem' heeft betrekking op:
A
hoc consilio
B
hac amentia,
C
eum
D
vobis

Slide 29 - Quizvraag

de pv die hoort bij deze betr.bijz is:
A
cuperent
B
potuerunt

Slide 30 - Quizvraag

het onderwerp van deze betrekkelijke bijzin is
A
quem
B
isti

Slide 31 - Quizvraag

de betrekkelijke bijzin is dus:
die zij niet konden doden

Slide 32 - Tekstslide

cum + coni. kan van alles betekenen. Wat past hier het beste?
A
omdat
B
hoewel
C
toen/nadat

Slide 33 - Quizvraag

de vertaling van  cum cuperent is dus
hoewel ze ernaar verlangden / het wilden

Slide 34 - Tekstslide