8.9: Geen of niet

8.9: Geen of niet
Aan het einde van de les weet jij wanneer je in een zin geen of niet kan gebruiken. 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

8.9: Geen of niet
Aan het einde van de les weet jij wanneer je in een zin geen of niet kan gebruiken. 

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf het adres op de kaart
Breda
4818 JA
Bierkade 18
Anna de Vries

Slide 2 - Sleepvraag

Welke zin is goed?
A
In het huis staat bank.
B
In het huis staat een bank.
C
In huis staat een bank.
D
In het huis staat bank.

Slide 3 - Quizvraag

Maak een zin.

Slide 4 - Open vraag

Wanneer gebruik je geen?
1. Voor een de-woord of het-woord
dat niet specifiek wordt gebruikt.

2. Bij stofnamen (koffie, thee, 
suiker, zand, goud, zilver, hout
, papier, enz.



Tom drinkt geen water.
Diana heeft geen rode pen.
Ik heb geen zin in rekenen.
Denis heeft geen papier.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je niet?
Khuzama werkt niet.

Na een werkwoord
Belal is niet boos.
Voor een bijvoeglijk naamwoord
De kat ligt niet op de grond.
Voor een voorzetsel
Ali komt niet te laat.
Voor andere woorden

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag hebben we .... huiswerk.
A
niet
B
geen

Slide 7 - Quizvraag

Ik vind wandelen .... leuk.
A
niet
B
geen

Slide 8 - Quizvraag

Waarom ben je .... op tijd?
A
niet
B
geen

Slide 9 - Quizvraag

Wil ze ook .............. koekje?
A
niet
B
geen

Slide 10 - Quizvraag