8.9

Niet of  geen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Niet of  geen

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je geen?
1. Voor een de-woord of het-woord
dat niet specifiek wordt gebruikt.

2. Bij stofnamen (koffie, thee, 
suiker, zand, goud, zilver, hout
, papier, enz.



Tom drinkt geen water.
Diana heeft geen rode pen.
Ik heb geen zin in rekenen.
Denis heeft geen papier.

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je niet?
Khuzama werkt niet.

Na een werkwoord
Belal is niet boos.
Voor een bijvoeglijk naamwoord
De kat ligt niet op de grond.
Voor een voorzetsel
Ali komt niet te laat.
Voor andere woorden

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag hebben we .... huiswerk.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 4 - Quizvraag

Ik vind wandelen .... leuk.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb .... geslapen.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb hier .... computer.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 7 - Quizvraag

Waarom ben je .... op tijd?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 8 - Quizvraag

Ik drink .... cola.
A
niet
B
geen

Slide 9 - Quizvraag

Waarom ben je .... op tijd?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 10 - Quizvraag

Ik hou .... van koffie.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 11 - Quizvraag

Zij heeft ........... zin in thee.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 12 - Quizvraag

Wil ze ook .............. koekje?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 13 - Quizvraag

Heb je ............... huiswerk gemaakt?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 14 - Quizvraag

Heb je ............... boek mee genomen?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik ben ... kabouter.
timer
0:10
A
geen
B
niet

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik lust ... pannenkoeken.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik hou ... van pannenkoeken.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik heb mijn huiswerk ... gemaakt.
timer
0:10
A
geen
B
niet

Slide 19 - Quizvraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Ga je op vakantie?

Slide 20 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Heb je een huisdier?

Slide 21 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Vind je hardlopen leuk?

Slide 22 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Heb je dansles?

Slide 23 - Open vraag

Ga je mee?
timer
0:15
A
Nee, ik ga mee niet.
B
Nee, ik niet ga mee.
C
Nee, ik ga niet mee.

Slide 24 - Quizvraag

Weet je de weg?
timer
0:15
A
Nee, ik weet niet de weg.
B
Nee, ik weet de weg niet.
C
Nee, ik niet weet de weg.

Slide 25 - Quizvraag

Kom je vanavond ook?
timer
0:15
A
Nee, ik kom vanavond niet.
B
Nee, ik kom niet vanavond.
C
Nee, ik niet komen vanavond.

Slide 26 - Quizvraag

Ben je bang?
timer
0:15
A
Nee, ik ben bang niet.
B
Nee, ik niet ben bang.
C
Nee, ik ben niet bang.

Slide 27 - Quizvraag

Ben je ziek?
Nee,....
timer
1:00

Slide 28 - Open vraag

Woont hij in de stad?
Nee,.....
timer
1:00

Slide 29 - Open vraag

Hebben jouw ouders een huis?
A
Nee, mijn ouders hebben huis geen.
B
Nee, mijn ouders geen huis hebben.
C
Nee, mijn ouders hebben geen huis.

Slide 30 - Quizvraag

Heb jij een Nederlands paspoort?
A
Nee, ik heb niet Nederlands paspoort.
B
Nee, ik heb geen Nederlands paspoort.
C
Nee, ik geen heb Nederlands paspoort.

Slide 31 - Quizvraag

Heb jij kinderen?
A
Nee, ik heb geen kinderen.
B
Nee, ik geen kinderen hebben.
C
Nee, ik geen kinderen heb.

Slide 32 - Quizvraag

Heb jij een groot huis?
A
Nee, ik heb geen huis groot.
B
Nee, ik heb geen groot huis.
C
Nee, ik geen heb groot huis.

Slide 33 - Quizvraag

Heb jij vandaag school?
Nee,....

Slide 34 - Open vraag

Moet je vandaag huiswerk maken?
Nee,.....

Slide 35 - Open vraag

Wil jij een ijsje?
Nee,....

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Link