Werkwoordspelling

Welkom

Spelling
Werkwoorden
Nederlands
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Spelling
Werkwoorden
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Lesdoelen bespreken.
  2. Intro opdrachten maken.
  3. Uitleg problemen en strategieën werkwoordspelling.
  4.  Opdrachten werkwoordspelling.
  5. Opdrachten bespreken.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ken je de begrippen fonologisch, morfologisch en homofoon.

  • kun je herkennen en uitleggen welke spelstrategieën vaak gebruikt worden en welke problemen dat oplevert.

  • kun je de vier verschillende werkwoordsvormen herkennen en uitleggen wat de kenmerken van die vormen zijn.

  • kun je zelfstandig een grammaticale analyse uitvoeren om tot de juiste werkwoordspelling te komen.

Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Opdracht 1 en 2 van het opdrachtenblad.

  • 1A en 2A individueel
  • 1B en 2B in duo's
timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

Soorten werkwoorden
Werkwoorden zijn altijd doe-woorden. Ze komen in verschillende vormen voor:
  1. Persoonsvorm
    Wij lopen altijd naar school.
  2. Voltooid deelwoord
    Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
  3. Onvoltooid deelwoord
    Lopend ging hij naar zijn werk.
  4. Hele werkwoord/infinitief
    Wij willen daar graag lopen.

Slide 5 - Tekstslide

Klanken
  • De Nederlandse spelling is gestoeld op het fonologisch principe dat een woord gespeld wordt met de klanken die hoorbaar zijn in de standaarduitspraak van het woord.

  • Daarnaast is het morfologisch principe van belang: verschillende vormen van een (werk)woord worden zo veel mogelijk gelijk gespeld (we spellen bijvoorbeeld ik zend met een d omdat zenden ook een d heeft).

  • Door het morfologisch principe moet een enkele klank soms met de ene letter, soms met de andere en soms met beide letters geschreven worden (d/t/dt).
  • Klanken die hetzelfde klinken, maar die je anders schrijft, noem je homofonen.

Slide 6 - Tekstslide

Bij het spellen van werkwoorden kijk ik vaak naar de grammaticale functie van het werkwoord zodat ik weet hoe ik het werkwoord moet schrijven.
Nooit
Bijna nooit
soms wel, soms niet
Bijna altijd
Altijd

Slide 7 - Poll

Bij het spellen van werkwoorden gebruik ik vaak de spelling die mij het bekendste voorkomt/het meest logisch lijkt
Nooit
Bijna nooit
soms wel, soms niet
Bijna altijd
Altijd

Slide 8 - Poll

Ik ga er bij het spellen vanuit dat een werkwoord met een voorvoegsel zoals be-, ge-, her-, ont- of ver- een voltooid deelwoord is.
Nooit
Bijna nooit
soms wel, soms niet
Bijna altijd
Altijd

Slide 9 - Poll

Waarom gaat het vaak fout?
  • Er zijn verschillende spelstrategieën die vaak gebruikt worden, alleen zijn die niet allemaal even goed.

  • Strategie 1: grammaticale analyse maken en vervolgens de regels voor de werkwoordspelling toepassen.

  • Strategie 2: de meest voorkomende spelwijze van een woord gebruiken.

  • Strategie 3: werkwoorden met een onbeklemtoond voorvoegsel (be-, ge-, her-, ver-, ont-) altijd als voltooid deelwoord herkennen.
  • Zo wordt het woord herhaalt vaak gespeld als herhaald, omdat voor dit woord de spelling met een d vaker voorkomt dan de spelling met een t. 
  • Het woord geloofd bijvoorbeeld wordt vaak gespeld als gelooft, omdat voor dit woord de spelling met een t weer vaker voorkomt.
Zo heb je het werkwoord gebeuren. 
  • Op deze kruising zijn veel ongelukken gebeurd.
  • Het gebeurt vaker dan je denkt. 
In de eerste zin is het werkwoord gebeuren als voltooid deelwoord gebruikt (de stam eindigt op een r en die zit niet in 't ex kofschip, dus schrijf je een d)
In de tweede zin is het werkwoord gebeuren als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruikt en hoort bij het onderwerp het. Regels voor het vervoegen bij de het-vorm t.t. = stam+t

Slide 10 - Tekstslide

Waarom gaat het vaak fout?
  • Er zijn verschillende spelstrategieën

  • Strategie 1: grammaticale analyse maken en vervolgens de regels voor de werkwoordspelling toepassen.

  • Strategie 2: de meest voorkomende spelwijze van een woord gebruiken.

  • Strategie 3: werkwoorden met een onbeklemtoond voorvoegsel (be-, ge-, her-, ver-, ont-) altijd als voltooid deelwoord herkennen.
  • Zo wordt het woord herhaalt vaak gespeld als herhaald, omdat voor dit woord de spelling met een d vaker voorkomt dan de spelling met een t. 
  • Het woord geloofd bijvoorbeeld wordt vaak gespeld als gelooft, omdat voor dit woord de spelling met een t weer vaker voorkomt.
Zo heb je het werkwoord gebeuren. 
  • Op deze kruising zijn veel ongelukken gebeurd.
  • Het gebeurt vaker dan je denkt. 
In de eerste zin is het werkwoord gebeuren als voltooid deelwoord gebruikt (de stam eindigt op een r en die zit niet in 't ex kofschip, dus schrijf je een d)
In de tweede zin is het werkwoord gebeuren als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruikt en hoort bij het onderwerp het. Regels voor het vervoegen bij de het-vorm t.t. = stam+t

Slide 11 - Tekstslide

Schema om een grammaticale analyse te maken en vervolgens de regels voor de werkwoordspelling toe te passen.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Opdracht 3 t/m 7 van het opdrachtenblad.

  • Opdracht 3, 4A, 4B en 5 maak je individueel.
  • Opdracht 4C, 6 en 7 maak je in duo's.
timer
18:00

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ken je de begrippen fonologisch, morfologisch en homofoon.

  • kun je herkennen en uitleggen welke spelstrategieën vaak gebruikt worden en welke problemen dat oplevert.

  • kun je de vier verschillende werkwoordsvormen herkennen en uitleggen wat de kenmerken van die vormen zijn.

  • kun je zelfstandig een grammaticale analyse uitvoeren om tot de juiste werkwoordspelling te komen.

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen / geef aan wat je nog lastig vindt.

Slide 16 - Open vraag

Huiswerk
  • Afmaken opdrachtenblad.
  • Zorg ervoor dat je medeleerling het oefendictee van opdracht 7 maakt en kijk die opdracht vervolgens na (feedback geven).
  • Maak dus goede afspraken!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide