Ironie:
Het tegenovergestelde van wat je bedoelt zeggen.
Sarcasme:
iets gemener dan ironie, het ligt ook aan de toon.
Cynisme:
spottende en neerbuigende houding t.o.v. de wereld/mensen om hem heen.
Voorbeelden
Ironie: "Goh, het is lekker weer."
Ironie: "Ik heb zooooo'n zin in die toets volgende week."
Sarcasme: leerling haalt een 2, docent zegt: "Nou, jij hebt goed geleerd."
Cynisme: "roken hoef je niet te ontmoedigen, doodgaan aan kanker is goedkoper voor iedereen."