les 4 Zeven minuten na middernacht lessenserie

Woensdag 18 september
Lezen 

Vragen over het boek

Uitleg humor en spot

Aan de slag 


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 18 september
Lezen 

Vragen over het boek

Uitleg humor en spot

Aan de slag 


Slide 1 - Tekstslide

Zeven minuten na middernacht 



Ga nu verder lezen in het boek.


Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel verhalen gaat het monster vertellen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Wat weet jij over het monster na het lezen van deel 1?

Slide 4 - Woordweb

'Conor', zei ze nu vastberadener, 'we moeten praten over wat er gaat gebeuren.' Waar heeft oma het over?

Slide 5 - Open vraag

Het monster kon toch niet bedoelen.. 'Dat kon het toch absoluut niet weten?' Wat kon het monster niet weten? Waar heeft Conor het over?

Slide 6 - Open vraag

Welke mededeling doet Conor's oma hem aan het einde van het laatste hoofdstuk?
A
Oma wil dat hij het bijlegt met Lilly.
B
Oma zegt dat hij de pesters moet aanpakken.
C
Oma zegt dat Conor bij haar gaat wonen.
D
Oma zegt dat hij misschien naar een kostschool moet.

Slide 7 - Quizvraag

Wat wil het monster van Conor? Waarom komt het monster naar Conor toe?
A
Hij wil hem weerbaarder maken tegen de pesters
B
Hij wil het einde van de echte nachtmerrie horen
C
Hij wil dat Conor met hem meegaat
D
Hij wil dat Conor bang voor hem wordt

Slide 8 - Quizvraag

Bestaat het monster echt (in fictie kan dat)? Of fantaseert Conor? Wat denk jij?

Slide 9 - Open vraag

Hoe komt het dat Conor niet bang is voor het monster? De 'boom' is tenslotte best angstaanjagend.

Slide 10 - Open vraag

Noteer twee zinnen die jij belangrijk/opvallend vindt voor het verhaal, of gewoon mooi.

Slide 11 - Open vraag

Doel van de les
Je leert wat humor is en welke soorten humor er zijn. 

Slide 12 - Tekstslide

Theorie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

'Het huilen stond hem nader dan het lachen' betekent ...?
A
Hij ziet vooral de negatieve kant
B
Hij wil graag huilen
C
Hij is met het verkeerde been uit bed gestapt
D
Hij lachte en huilde tegelijkertijd

Slide 17 - Quizvraag

'Lachen als een boer met kiespijn' betekent?

Slide 18 - Open vraag

Theorie: 
Superioriteitstheorie
Een persoon voelt zich superieur/verheven boven de ander. 

Incongruentietheorie:
Situatie wordt gevolgd door een situatie die je niet had verwacht.

Ontladingstheorie:
Humor kan zorgen voor ontlading van spanning, bijvoorbeeld door nerveus te lachen.

Slide 19 - Tekstslide

Ironie: 
Het tegenovergestelde van wat je bedoelt zeggen. 

Sarcasme: 
iets gemener dan ironie, het ligt ook aan de toon.  

Cynisme: 
spottende en neerbuigende houding t.o.v. de wereld/mensen om hem heen.
Voorbeelden
Ironie: "Goh, het is lekker weer."
Ironie: "Ik heb zooooo'n zin in die toets volgende week."

Sarcasme: leerling haalt een 2, docent zegt: "Nou, jij hebt goed geleerd."

Cynisme: "roken hoef je niet te ontmoedigen, doodgaan aan kanker is goedkoper voor iedereen."

Slide 20 - Tekstslide

Verkennen
Pak je eigen afbeelding met humor erbij
Geef jouw afbeelding aan je buurman of -vrouw: 

Beantwoord deze vragen: 
  • Hoe is humor of spot zichtbaar? 
  • Waaraan zie je dat? 
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Verkennen
Het is lastig om een definitie te geven van humor. Toch heeft iedereen wel een idee van wat het betekent. 

Bespreek met elkaar drie 'ingrediënten' die een tekst of situatie voor jou humoristisch maken. 

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Maak opdracht 3, 4, 5, 6, 7, 8 op bladzijde 88
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs

Gebruik de theorie op bladzijde 38-39

Huiswerk voor dinsdag 24 september 

Slide 23 - Tekstslide

superioriteit
congruentie
ontlading
1
2
3

Slide 24 - Sleepvraag

Einde van de les! Ik ken nu drie theorieën over wat humor is.
nee, sorry
een beetje
ja enigszins
goed genoeg voor een s.o.

Slide 25 - Poll