H2 21-11

Welcome back!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome back!

Slide 1 - Tekstslide

Order of the day
Presentaties
Lesson goals
Unit 2.5

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze les kun je...

1. Relative pronouns herkennen en toepassen in verschillende zinnen
2. Comparisons herkennen en toepassen in verschillende zinnen
3. Woorden met betrekking op het onderwerp leisure herkennen en gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Translate this word:
Annual
A
Dagelijks
B
Vaak
C
Jaarlijks
D
Altijd

Slide 4 - Quizvraag

Translate this word:
Exciting
A
Ontspannend
B
Spannend
C
Opwindend
D
Vermakelijk

Slide 5 - Quizvraag

Translate this word:
Outing
A
Vrij nemen
B
Evenement
C
Vrije tijd
D
Uitje

Slide 6 - Quizvraag

Translate this word:
Memorable
A
Gedenkwaardig
B
Speciaal
C
Normaal
D
Gevaarlijk

Slide 7 - Quizvraag

Translate this word:
Admission
A
Uitslapen
B
Toegang
C
Toestemming
D
Tijdverdrijf

Slide 8 - Quizvraag

<Superlatives 

Comparitives>

Slide 9 - Tekstslide

Comparatives and superlatives

Slide 10 - Tekstslide

Comparisons
Another way to compare:
  • The show is as good as the film.   /   The show is not as good as the film.
  • They played better/worse than the other team.
  • He is the best/worst at singing.

Slide 11 - Tekstslide

Relative Pronouns

Slide 12 - Tekstslide

Relative pronouns
Who/that
als je wilt verwijzen naar personen

which/that
als je wilt verwijzen naar dieren of dingen

whose
als je wilt verwijzen naar bezit bij personen
en naar onderlinge relaties.
The man who/that visited my birthday is my father


His wedding, which was fantastic, ended with a big party


The boy whose cat just died will stay at home today

Slide 13 - Tekstslide

Work for today
 Do exercises 4-5-6 
(page 74-75)
We will check the answers afterwards
Work alone



timer
12:00

Slide 14 - Tekstslide

Answers exc. 4
  • a. that
  • b. whose
  • c. who
  •  d. that
  • e. whose
  • f. which
  • g. whose
  • h. that

Slide 15 - Tekstslide

Answers exc. 5
  • a. not as tall as
  • b. better
  • c. The largest
  • d. as expensive as
  • e. the worst
  • f. tastier
  • g. more interesting
  • h. not as amusing as 

Slide 16 - Tekstslide

Answers exc. 6
  • b. which, fancier
  • c. biggest, whose
  • d. that, not as good
  • e. who, more interesting than
  • f. whose, as lazy as
  • g. who, the worst
  • h. which, is not as popular as 

Slide 17 - Tekstslide

What did you think of this lesson?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll