Les 19 - H1 Spelling: Twee persoonsvormen en twee gezegdes

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Lesdoel
- Herhaling vorige les
- Voorkennis
- Uitleg
- Opdrachten
- Opdrachten bespreken
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
... Kun je het werkwoord in een zin met twee persoonsvormen en twee gezegdes goed spellen

Slide 3 - Tekstslide

YES-week 2
Grammatica 1-6
Spelling 1-6
H1: Zinsontleding en woordsoorten
H1: Werkwoorden en twee pv en ow in zin
H2: 
- Verschil bijvoeglijk nw en bezittelijk voornaamwoord - Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
H2: Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
H3: 
- Enkelvoudige en samengestelde zinnen 
- Voegwoord
H3: Meervoud van zelfstandig naamwoord en lastige letters
H4: 
- Hoofd- en bijzinnen
- Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
H4: Samenstellingen en tussen -n 
H5:
- Herhaling 
- vragend voornaamwoord
H5: Citaten en komma's
H6: Herhaling
H6: Herhaling 

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Huiswerk: opdracht 3 en 4 blz. 28

Opdracht 3: Zin met (a) beleeft en (b) vervolgd

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Opdracht 3: Zin met (a) beleeft en (b) vervolgd

A - Zij beleeft elke dag een nieuw avontuur

B - De film zou vervolgd worden, maar dat gaat helaas niet door

Slide 6 - Tekstslide

Bekijk de onderstaande zinnen
Hoe veel onderwerpen en gezegdes (persoonsvormen) lees je in de zinnen?
1: Hij loopt weg. Wij rennen achter hem aan. 
2: Hij loopt weg en wij rennen achter hem aan. 

Slide 7 - Tekstslide

Zin 1: Hij loopt weg
Gezegde = loopt 
Onderwerp = hij

Zin 2: Wij rennen achter hem aan
Gezegde = rennen
Onderwerp = wij
1: Hij loopt weg. Wij rennen achter hem aan. 

Slide 8 - Tekstslide

Zin 1: Hij loopt weg
Gezegde = loopt (enkelvoud) 
Onderwerp = hij (enkelvoud)

Zin 2: Wij rennen achter hem aan
Gezegde = rennen (meervoud) 
Onderwerp = wij (meervoud)
1: Hij loopt weg. Wij rennen achter hem aan. 

Slide 9 - Tekstslide

Twee onderwerpen en gezegdes in een zin
Gezegdes = loopt en rennen
Onderwerp = hij en wij 


Onderwerp en gezegde komen in getal altijd met elkaar overeen
2: Hij loopt weg en wij rennen achter hem aan. 

Slide 10 - Tekstslide

In het kort
Elke zin heeft een onderwerp en gezegde (persoonsvorm)

Regel: onderwerp en gezegde moeten met elkaar overeen komen in getal

Onderwerp enkelvoud - gezegde enkelvoud
Onderwerp meervoud - gezegde meervoud

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
De auto's ... (worden) gisternacht naar de garage gebracht, zodat de monteur (zullen) kijken naar de mogelijke kosten. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
De auto's werden gisternacht naar de garage gebracht, zodat de monteur zou kijken naar de mogelijke kosten. 

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Hoofdstuk 3 spelling
Blz. 28-29: Opdracht 5 en 6
Hoe
Boek en schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Nakijken 
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Wat willen jullie?
- Morgen: herhaling heel H1
- Verder met H2 

Slide 15 - Tekstslide