2.7 grammatica enkelvoudige en samengestelde zin, nevenschikking

2.7 grammatica zinsdelen
  • Ik kan een enkelvoudige en samengestelde zin benoemen en formuleren.
  • Ik weet het verschil tussen nevenschikking en onderschikking.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.7 grammatica zinsdelen
  • Ik kan een enkelvoudige en samengestelde zin benoemen en formuleren.
  • Ik weet het verschil tussen nevenschikking en onderschikking.

Slide 1 - Tekstslide

hoofdzinnen (HZ) + bijzinnen (BZ)




Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)
- meerdere hoofdzinnen en bijzinnen


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Nevenschikkende zinnen
want  = een reden

Slide 5 - Tekstslide

Nevenschikkende zinnen samengevat
Hoofdzin + Hoofdzin

Nevenschikkend voegwoord: 
- en 
- maar
- of 
- want

Slide 6 - Tekstslide

Nevenschikking of onderschikking?
Het is eigenlijk heel simpel:
Twee hoofdzinnen = nevenschikking
Hoofdzin + bijzin óf bijzin + hoofdzin = onderschikking
Hierbij horen voegwoorden.

Want, maar, en, of & dus = nevenschikking
Omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl = onderschikking

Slide 7 - Tekstslide

Let op! 'OF'
Het voegwoord 'of' kan soms onderschikkend en soms nevenschikkend zijn. 

Keuze: Wil je pizza of (wil je) friet? > nevenschikkend
Anders: Ik weet nog niet of hij komt. > onderschikkend

Slide 8 - Tekstslide

Zijn 'en', 'want', 'maar', 'of' en 'dus' nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden?
A
Nevenschikkende
B
Onderschikkende

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een onderschikking?

Onderschikkend voegwoord
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin

Slide 10 - Quizvraag

Een onderschikkend voegwoord...
A
is een voegwoord dat twee gelijke delen aan elkaar voegt.
B
is een voegwoord dat twee ongelijke delen aan elkaar voegt.

Slide 11 - Quizvraag

"Maar" is een nevenschikkend voegwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen onderschikkend voegwoord?
A
als
B
dat
C
want
D
omdat

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een onderschikkend voegwoord?
A
Omdat
B
Want
C
En
D
Zodra

Slide 14 - Quizvraag

Die winkel is altijd open, tenzij het een nationale feestdag is
A
'tenzij het een nationale feestdag is' is de hoofdzin.
B
De zin bestaat uit twee hoofdzinnen.
C
De zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin.
D
De zin bestaat uit twee bijzinnen.

Slide 15 - Quizvraag

Netflix concurreert met de BBC, omdat de serie de Crown echt gericht is op Britten
A
Deze zin bestaat uit twee hoofdzinnen
B
Deze zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin
C
Deze zin bestaat uit twee bijzinnen
D
Deze zin bestaat uit een bijzin en een hoofdzin

Slide 16 - Quizvraag

Ik baal van het Nederlands elftal, omdat ze slecht gespeeld hebben.
A
Twee hoofdzinnen
B
Hoofd- en bijzin
C
Twee bijzinnen

Slide 17 - Quizvraag

Die winkel is altijd open, tenzij het een nationale feestdag is.
A
De zin bestaat uit twee hoofdzinnen.
B
De zin bestaat uit twee bijzinnen.
C
De zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin.

Slide 18 - Quizvraag

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Wanneer je goed geleerd hebt, ben je een topper.
A
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = hoofdzin
B
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = bijzin
C
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = bijzin
D
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = hoofdzin

Slide 19 - Quizvraag

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Als je de antwoorden allemaal goed hebt, vind ik je een bolleboos.
A
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = hoofdzin
B
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = bijzin
C
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = bijzin
D
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = hoofdzin

Slide 20 - Quizvraag

Maken
Opdracht 1a (alleen onderwerp omcirkelen en 
persoonsvorm onderstrepen) en 1b
Opdracht 2 - Kijk de instapopdracht na en bepaal je route door de paragraaf.
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Klaar?
Pak je leesboek.

Slide 22 - Tekstslide