In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Powercollege 25_Financiën van de overheid
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat een miljoenennota is.
Je weet wat een begrotingstekort en begrotingsoverschot is
Je weet welke belastingen indirect en welke belastingen direct zijn.
Je weet wat vennootschapsbelasting is en wanneer je dit betaald
Slide 2 - Tekstslide
Hoe kwam de overheid ook alweer aan geld?
Door dat lekker van alle inwoners van het land af te pakken (via belastingen)
Slide 3 - Tekstslide
Betaal jij ook belasting?
Slide 4 - Open vraag
Inkomstenbelasting
Dit is belasting die je betaalt over het inkomen dat je verdient.
Hoe hoger je inkomen is hoe hoger de belasting word die je betaalt.
Je betaalt inkomstenbelasting wanneer je werkt en salaris krijgt of wanneer je een eenmanszaak of vof hebt (dit zijn 2 verschillende soorten bedrijven)
Slide 5 - Tekstslide
Vennootschapsbelasting
Wanneer je een bv en of nv hebt (dit zijn twee type bedrijven) betaal je over de winst die je maakt vennootschapsbelasting.
Je betaalt nu voor de eerste 245.000 euro winst 15% vennootschapsbelasting en voor alle winst die daarboven komt 25%.
Slide 6 - Tekstslide
Maar!
Wanneer de winst van een nv of bv wordt uitgekeerd aan de eigenaren moeten ze nog meer belasting gaan betalen.
Slide 7 - Tekstslide
BTW
Staat voor belasting toegevoegde waarde.
Dit is een belasting over de producten die je koopt. Wanneer je iets koopt betaal je 9% of 21% belasting. Over spullen waar je niet zonder kunt leven (zoals eten en drinken) betaal je 9% btw en over de rest 21% btw.
Dus wanneer je iets koopt van €121 euro betekent het dat €21,00 naar belasting is en het product zonder belasting maar €100,00 kost
Slide 8 - Tekstslide
Is die vennootschapsbelasting hoog?
Slide 9 - Open vraag
Directe en indirecte belasting
Directe belasting:
Dit is belasting die je gelijk aan de overheid betaalt. Voorbeelden van directe belastingen zijn:
Inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting
Indirecte belasting:
Dit is een belasting die je niet gelijk aan de overheid betaalt, maar in een prijs verwerkt zit. Voorbeelden zijn:
Btw of accijns
Slide 10 - Tekstslide
Wat doet de overheid ook alweer met al dat geld wat ze van ons via belastingen afpakken
Scholen betalen
Ziekenhuizen betalen
Brandweer en politie betalen
Wegen aanleggen
Allemaal andere leuke dingen zoals uitkeringen betalen
Slide 11 - Tekstslide
Wat moet de overheid doen, wanneer er meer geld wordt uitgegeven dan dat er binnen komt.
Slide 12 - Open vraag
Staatschuld
Als de overheid meer geld uitgeeft dan er binnen komt moet de overheid geld lenen. Dit heet een staatsschuld.
Begrotingstekort:
De overheid geeft meer geld uit dan dat er binnenkomt
Begrotingsoverschot:
De overheid krijgt meer geld binnen dan dat het uitgeeft
Slide 13 - Tekstslide
Miljoenennota
Om er voor te zorgen dat de overheid niet teveel geld tekort komt, maakt de overheid een miljoenennota.
Dit is een overzicht van de uitgaven en inkomsten die de overheid verwacht te doen. Ook geeft de miljoenennota aan waar de overheid geld aan uitgeef en waar de overheid zijn geld vandaan haalt.
Slide 14 - Tekstslide
De overheid krijgt meer geld binnen van de belastingbetaler dan dat ze zelf uitgeven. Is deze uitspraak juist of onjuist?