Je praat tegen de koning en je hebt het erover dat de koning wel een kroon moet dragen of niet. Dat is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Je praat tegen de koning en je hebt het erover dat de koning wel een kroon moet dragen of niet. Dat is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek
Slide 1 - Quizvraag
Je gaat naar je docent en je zegt dat je graag samen wilt werken met je beste vriendin. Je zegt dat ze goed haar werk doet en dat ze er weer leuk uitziet. Dat is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek
Slide 2 - Quizvraag
Ey gappie, geef mij eens zo'n hotdog met een saussie! Dit is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek
Slide 3 - Quizvraag
Geachte meneer, hierbij laat ik weten dat wij een feest organiseren. Hartelijke groeten, meneer De Boer. Dit is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek
Slide 4 - Quizvraag
Heeft u misschien een kruid voor bij mijn heerlijke maaltijd? Dit is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent het woord 'primair'?
Slide 6 - Open vraag
Wat betekent het woord 'impulsief'?
Slide 7 - Open vraag
Wat betekent het woord 'motiveren'?
Slide 8 - Open vraag
Wat betekent 'sporadisch'?
Slide 9 - Open vraag
Je bent aan het luisteren naar het sportnieuws tot dat het over jou sport gaat. Je luistert:
A
Globaal
B
Precies
C
Selectief
Slide 10 - Quizvraag
Wat is selectief luisteren?
A
Gericht luisteren
B
In grote lijnen luisteren
C
Nauwkeurig luisteren
D
Niet goed luisteren
Slide 11 - Quizvraag
Wat is selectief luisteren?
A
In grote lijnen luisteren
B
Nauwkeurig luisteren
C
Je hebt een klein beetje informatie nodig
Slide 12 - Quizvraag
Wat is geen regel bij formeel luisteren?
A
Je spreekt anderen aan met u
B
Je gebruikt nette taal
C
Je gebruikt straattaal
D
Je bent netjes en beleefd
Slide 13 - Quizvraag
Welke letter(s) tellen niet mee in 't ex-kofschip?
A
sch
B
x
C
eoi
Slide 14 - Quizvraag
Noteer de verleden tijd van: krimpen zwerven klagen genezen
Slide 15 - Open vraag
Zet de volgende zin in de verleden tijd: 'Ik eet patat bij de snackbar.'
Slide 16 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van schrobben?
A
Geschrobt
B
Geschrobben
C
Geschrobdt
D
Geschrobd
Slide 17 - Quizvraag
Noteer het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin: Haar haar is heel harig.
Slide 18 - Open vraag
Wat is beeldtaal? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.