7.5 - Examentraining schrijven

Nederlands
les 7.5 Voorbereiding examen schrijven
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
les 7.5 Voorbereiding examen schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Hoe gaat het met je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Leerdoelen: aan het einde van deze les...

  • kun je de kenmerken van een betogende tekst benoemen
  • kun je de kenmerken van een ingezonden brief (= betogen) benoemen
  • kun je de kenmerken van een beschouwende tekst benoemen

  • weet je waar je tijdens het schrijfexamen op moet letten
  • heb je praktische tips om jezelf goed op het examen voor te bereiden

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Nieuwsbrief
  • Examenwaardig schrijfproduct maken (25 minuten)
  • Onderling feedback geven (break-outrooms; 10 minuten)

  • Klassikale terugkoppeling + uitleg laatste theorie
  • 7 algemene examentips
  • Evaluatie en afronden les

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een nieuwsbrief?

Slide 5 - Open vraag

De nieuwsbrief
Een nieuwsbrief maak je voor externe lezers zoals klanten en opdrachtgevers, of voor interne lezers, dus mensen binnen jouw bedrijf of instelling.
In beide gevallen houd je de lezers op de hoogte van het laatste nieuws binnen het bedrijf of de instelling (= informeren), maar bij externe lezers beperk je je tot formeel nieuws, terwijl voor interne lezers informeel nieuws ook interessant is.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
  1. Ga naar Teams en open de schrijfopdracht 'Nieuwsbrief'
  2. Lees de opdracht zelfstandig goed door
  3. Schrijf jouw schrijfproduct (zet de spellingscontroller uit!)

  • Lees elkaars schrijfproduct en bespreek deze (tops en tips)
timer
25:00

Slide 7 - Tekstslide

Aandachtspunten bespreking
  1. Samenhang: hoe is de tekststructuur (gebruik signaalwoorden), is er een duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijzaken?
  2. Schrijfdoel: is deze bereikt en zijn alle gevraagde onderdelen verwerkt?
  3. Afstemming doelgroep: is het taalgebruik goed afgestemd op de doelgroep?
  4. Is het woordgebruik en woordenschat duidelijk op niveau 4?
  5. Is spelling, werkwoordspelling en leestekens correct? Welke taalfouten kom je tegen?
  6. Hoe is de algemene leesbaarheid? (gebruik van titel, alinea-indeling, etc)
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ging het schrijven van de nieuwsbrief?
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Schrijfexamen: de laatste tips

Slide 10 - Tekstslide

Het betoog
  • Het doel is 'overtuigen': de schrijver wilt dat jij dezelfde mening krijgt als hem/haar
  • De mening van de schrijver is duidelijk aanwezig
  • Ieder betoog bestaat uit drie onderdelen:
         1. introduceren van een stelling (onderwerp),
         2. een standpunt (van de schrijver),
         3. uitleg en onderbouwing met argumenten voor en tegen.

Slide 11 - Tekstslide

Het betoog
  1. Onderwerp: iets waar een mening over gevormd kan worden ==> er zijn feiten en meningen betrokken 
  2. Stelling: iets waar je het 'eens' of 'oneens' mee kunt zijn
  3. Standpunt: jouw mening
  4. Argumenten: waarom jouw mening klopt
    (gebruik signaalwoorden ter opsomming: ten eerste, ten tweede, ... / Echter, ...) 

Slide 12 - Tekstslide

Indeling van betoog
  1. Titel (pakkende titel m.b.t. het onderwerp)
  2. Alinea 1: inleiding  (inleiding onderwerp met de introductie van de stelling en standpunt)
  3. Alinea 2 (= kern)  : argumenten voor jouw standpunt
  4. Alinea 3 (= kern)  : argumenten tegen jouw standpunt
  5. Alinea 4 (= kern)*: weerlegging tegenargumenten
  6. Alinea 5: conclusie (uitleg waarom jouw mening de beste is)

Slide 13 - Tekstslide

De ingezonden brief
  • Titel                  verzin een passende titel
  • Inleiding        aanleiding om te reageren op een actualiteit + introductie
                                onderwerp + eigen standpunt

  • Kern 1             argumenten en voorbeelden die jouw mening ondersteunen
  • Kern 2            tegenargument + weerlegging
  • Slot                  conclusie

Tip 1: maak gebruik van signaalwoorden
Tip 2: je schrijft voor een algemeen lezerspubliek (bijv. krantenlezers)

Slide 14 - Tekstslide

Welke vragen zijn er over het betoog?

Slide 15 - Open vraag

De beschouwing
  • Onderwerp: hetzelfde als betoog (mening over iets vormen) 
  • Stelling: hetzelfde als bij een betoog
  • Standpunt: niet duidelijk aanwezig (= uiteenzetting)
  • Argumenten: van beide kanten allebei evenveel aanwezig

Het gaat niet om de mening van de schrijver, maar dat de lezer zelf een mening gaat vormen

Slide 16 - Tekstslide

De beschouwing
  • Het doel is 'informeren / overtuigen / opiniëren
  • De mening van de schrijver is minder duidelijk aanwezig, de lezer moet vooral een eigen mening vormen
  • Ieder betoog bestaat uit drie onderdelen:
         1. introduceren van een stelling (onderwerp),
         2. meningen en feiten + argumenten voor en tegen,
         3. samenvatting

Slide 17 - Tekstslide

Indeling van beschouwing
  1. Titel (pakkende titel m.b.t. het onderwerp)
  2. Alinea 1: inleiding  (inleiding onderwerp incl. van de stelling )
  3. Alinea 2 (= kern)  : argumenten voor of tegen de stelling
  4. Alinea 3 (= kern)  : argumenten voor of tegen de stelling
  5. Alinea 4: samenvatting (kort beide standpunten naar voren brengen, eventueel kan hier de mening van de schrijver zelf naar voren komen. Zorgen voor een goede afsluitende zin)

Slide 18 - Tekstslide

Vragen over de beschouwing?

Slide 19 - Open vraag

Wat neem je mee naar het examen of welke tip heb jij ter voorbereiding?

Slide 20 - Open vraag

Algemene tips
  1. Lees eerst de gevraagde onderdelen van het schrijfproduct goed door + controleer achteraf of alle onderdelen verwerkt zijn

  2. Vergeet geen titel boven je product te zetten
    (of een formele aanhef bij zakelijke e-mail of klachtenbrief)

  3. Zorg voor duidelijke tekststructuur: introductie/kern/slot:
    - Maak gebruik van alinea's en eventueel tussenkopjes*
    - Structureer je tekst met signaalwoorden!

Slide 21 - Tekstslide

Algemene tips
4. Let op je spelling (o.a. samengestelde woorden) en werkwoordspelling
     hoofdletters bij begin van zin, jij/hij/zij .... (stam + t) en .... jij? (= stam), etc.

5. Let op juist gebruik van leestekens (o.a. komma's tussen deelzinnen)

6. Zinsopbouw: schrijf actief en aantrekkelijk

7. Let op beschikbare tijd (2 of 3 opdrachten in 60min; ga op tijd door naar de volgende opdracht en kom eventueel dan later terug bij eerdere opdracht)



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Evaluatie: hoe vond je deze voorbereiding op het schrijfexamen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll