feedback geven en ontvangen

Feedback geven en ontvangen
Maak een mapje communicatie periode 3 feedback
Download de rubrics en vul ze in. Sla het bestand op in de map.

Zonder feedback te vragen en te ontvangen kun jij je niet ontwikkelen. Niet op school en niet op stage.
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Feedback geven en ontvangen
Maak een mapje communicatie periode 3 feedback
Download de rubrics en vul ze in. Sla het bestand op in de map.

Zonder feedback te vragen en te ontvangen kun jij je niet ontwikkelen. Niet op school en niet op stage.

Slide 1 - Tekstslide

Feedback
Leerdoelen:
Je kan weergeven wat feedback inhoud
Je weet welke verschillende soorten/ manieren van feedback er bestaan
Je kunt verwoorden wat het nut is van feedback
Je kunt de aandachtspunten benoemen bij het geven en ontvangen van feedback
Je kunt effectieve feedback geven
Je kunt op een professionele manier feedback ontvangen

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1:
1. Op welke manier vraag jij om feedback op je stage?
2. Hoe vaak vraag jij feedback op je stage?
3. Aan wie op stage vraag jij feedback?
4. Op welke manier vraag jij om feedback op school?
5. Hoe vaak vraag jij om feedback op school?
6. Aan wie vraag jij om feedback op school?

Slide 3 - Tekstslide

Aan welke woorden
denk jij bij FEEDBACK?

Slide 4 - Woordweb

Feedback: wat is het?
  • Feedback is een reactie op gedrag of op het werk.
  • Feedback kan een top zijn: het gedrag of het werk is goed. Je krijgt of geeft een compliment.
  • Feedback kan ook een tip zijn: het gedrag of het werk kan verbeterd worden.
  • Wat is het verschil tussen feedback en kritiek?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Feedback is 
Het terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag) van de een op de ander overkomt.
Feedback moet altijd gerelateerd zijn aan de volgende drie vragen:
1. Waar ga je naartoe, oftewel wat is het (leer)doel? (feedup)
2. Waar sta je nu ten opzichte van dat (leer)doel? (feedback)
3. Wat kun je concreet doen om een stap verder te komen? (feedforward)

Slide 7 - Tekstslide


Ik vind feedback geven moeilijk.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 8 - Quizvraag


Ik vind feedback ontvangen moeilijk.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 9 - Quizvraag

Feedback = kritiek geven
A
nee
B
ja

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Opdracht 2: 4 manieren van 'feedback geven
Je ziet 4 verschillende manieren van feedback geven op een situatie. Schrijf per manier op:
1. wat vind je van deze aanpak?
2. wat is het effect/consequentie ervan?

Maak opdracht 1.3 uit Canvas;
Ga in jouw stage na op welke wijze feedback wordt gegeven aan een cliënt. Beschrijf 3 voorbeelden en geef aan wat je hiervan vond.




Slide 12 - Tekstslide

Voorbereiding effectieve feedback
Effectieve feedback heeft betrekking op de taak zelf, op het onderliggende proces of op de manier waarop je het leren aanpakt (op school en op stage)
Je stelt vragen, gaat in gesprek; dit doe je om leerdoel(en) te bereiken. Dit leidt tot betere leerprestaties. 
Maak in Canvas opdracht 2.1 effecten van feedback en lever het in

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Johari venster

Slide 15 - Tekstslide

invullen voor jezelf
Open: noem 2 eigenschappen van jezelf die bekend zijn voor jou en anderen (alleen)
Blind: vraag aan je klasgenoot welke 2 eigenschappen bij jou passen.
Verborgen: welke eigenschap ken jij van jezelf maar denk je dat anderen niet kennen?
Onbekend:?????


Slide 16 - Tekstslide

Johari venster

Slide 17 - Tekstslide

Formele en informele feedback
Formele feedback: de tussen- en eindevaluatie op je stage d.m.v. het invullen van de BPV-meter, mondelinge feedback van Slb'ers en BPV-docenten, werkbegeleiders
Informele feedback: gesprekjes en/of opmerkingen tussendoor van je werkbegeleider, Slb'er, docenten
Maak in Canvas opdracht 2.2 (checking)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Kernkwaliteitenspel:
1. Speel het spel in groepjes van 3 of 4
2. Iedereen krijgt 4 kaartjes
3. Het is de bedoeling dat je combinaties maakt van je kwaliteit; bijpassend valkuil, je uitdaging en bijpassende allergie.
Je mag meerdere combinaties maken en aan anderen vragen of dit klopt.
4. Om de beurt mag je een kaart pakken en een kaart op de stapel leggen
5. Maak een foto van de combinaties die bij jou passen

Slide 21 - Tekstslide

Verdieping1: assertiviteit
Wanneer kun je beter 'nee' zeggen?
1.  Wanneer het binnen 24 uur moet worden geregeld
2. Als jij je er niet prettig bij voelt
3. Als jet allemaal teveel wordt voor je
4. Als het van 1 kant komt
5. Als jij je plannen er door moet wijzigen

Slide 22 - Tekstslide

Hoe kun je nee zeggen?
HALT: Stel jezelf eerst vragen voor je antwoordt. Bv. wat er precies van je gevraagd wordt, waarom deze persoon dat wil, hoeveelheid, met wie, datum, tijd, plaats,… (Minstens 3 vragen stellen) 

OVERWEEG: Beantwoord volgende vragen:
1. Zou het voorstel je in de problemen kunnen brengen? 
2. Ga ik achteraf spijt hebben?
3. Is het niet ongezond, gevaarlijk of oneerlijk?

Slide 23 - Tekstslide

Hoe kun je nee zeggen?
NEE: Schrijf op of je ja of nee gaat kiezen.



DAAROM: Als je nee hebt gekozen, leg dan uit waarom. 
TIP: je kan het waarom van de vragen uit ‘OVERWEEG’ als antwoord nemen? Geef minstens 2 redenen

Slide 24 - Tekstslide

Oefening 'nee' zeggen:
1. Beschrijf in enkele zinnen een situatie die zich de komende week gaat voordoen op je werk, waarin jij ‘nee’ wilt zeggen. 
2. Ga in een groepje van 4 zitten
3. Kies 1 situatie 
4. Jullie voeren het gesprek in 2-tallen, de andere 2 schrijven op wat ze opvalt
5. Wissel steeds van rol zodat iedereen aan bod is gekomen als "nee zegger"


Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 5: fb op stage
1. Welke feedback heb jij tijdens de afgelopen evaluatie ontvangen?
2. Waar valt het onder in het Johari-venster?
3. Wat heb je met deze feedback gedaan na het gesprek?
4. Met wie heb je dit daarna besproken?
5. Tijdens welke momenten heb je dit besproken?
6. Hoe heb je dit besproken?

Slide 26 - Tekstslide

Feedback geven
Janneke werkt in een verpleeghuis. Ze is een verlegen vrouw en zegt niet zo snel wat ze van iets vindt. Dat brengt haar soms in de problemen, want ze doet weleens dingen die ze eigenlijk niet kan. Janneke heeft last van haar rug en kan geen zwaar werk doen. Toch durft ze geen ‘nee’ te zeggen tegen haar leidinggevende en blijft ze daarom nog steeds zorgvragers tillen. Janneke vindt het moeilijk om haar leidinggevende aan te spreken.
Oefen het gesprek met elkaar
Geef elkaar Tips en Tops

Slide 27 - Tekstslide

Ik zie / Ik merk ..... (Gedrag)
Ik voel ..... (Gevoel) 
Ik vind / Ik denk.... (Gevolg) 


--> voorstel oplossing 
--> let op lichaamstaal 


Ik merk dat je mij de afgelopen maand nog maar 1 complimentje hebt gegeven 

Ik voel me daardoor erg onzeker en dat zorgt dat ik pieker en twijfel aan onze relatie 

Ik zou het zelf erg leuk vinden als je in de toekomst eens zegt dat ik iets goed doe of dat ik er goed uitzie. 

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht feedback geven
Reageer op de volgende situatie:
c Je staat in het restaurant van het ziekenhuis in de rij voor het eten. Het schiet niet op. Je bent al laat. Je weet dat de zorgvragers op je liggen te wachten. Ineens staat een man in een witte jas naast je. Hij vraagt aan je of hij even voor mag omdat hij haast heeft. Jij zegt dat je ook haast hebt en weigert hem voor te laten gaan. Dan zegt hij op luide toon: 'Nou, de zusters hebben tegenwoordig ook geen respect meer voor een arts.' Wat zeg je?

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht. feedback geven
Reageer op de volgende situaties:
a Een medestudent geeft aanvallend commentaar op het feit dat je binnen één week twee keer vijf minuten te laat in de werkgroep bent verschenen. Wat zeg je?
b Mevrouw Jansen en meneer De Bruin liggen op dezelfde kamer in een revalidatiecentrum. Meneer De Bruin zet zijn televisie keihard aan. Mevrouw Jansen lijkt dit niet op prijs te stellen, maar zegt niets. Wat doe je?

Slide 30 - Tekstslide

2 manieren van feedback geven:
1. Op inhoudsniveau: Vragen stellen of opmerkingen maken over de inhoud van de boodschap. BV:

-Ik begrijp niet waarom je het voorstel van Hans niet goed vindt.
-Zou je dat nog een keer willen uitleggen?
-Ik ben het niet met je eens, omdat....
-Als ik je goed begrijp dan wil je dat we meer rekening houden met de privacy van de bewoners? 

Slide 31 - Tekstslide

2. op betrekkingsniveau:
Feedback op betrekkingsniveau is niet alleen moelijker te geven, maar ook moeilijker om te ontvangen. 
Bij het betrekkingsniveau gaat het niet meer om de feitelijke inhoud van de boodschap, maar om de manier waarop die boodschap is overgebracht. BV:
-Als je een werkbegeleider hebt die heel autoritair met je omgaat, is het niet makkelijk om daar een opmerking over te maken. 
-Als medewerkers van de afdeling je niet laten uitpraten, valt het niet mee daar iets van te zeggen. 

Slide 32 - Tekstslide

Situaties:
Er kunnen situaties zijn waar feedback op betrekkingsniveau een voorwaarde is voor effectieve communicatie. 
Enkele voorwaarden:

-je hebt het gevoel dat de ander niet luistert
-je ergert je aan de toon die iemand tegen je aanslaat
-je wilt dat de ander jou laat uitpraten

Slide 33 - Tekstslide

Feedback:
Met feedback op inhoudsniveau geeft je dus commentaar op de inhoud van de boodschap. Je kunt vragen om verduidelijking, je kunt zeggen dat je het ermee eens bent, of dat je het er juist niet mee eens bent.

Met feedback op betrekkingsniveau geef je commentaar op het gedrag van de ander. Dat commentaar kan positief of negatief zijn; in de vorm van een compliment of in de vorm van kritiek

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht :
1. Beschrijf een voorbeeld hoe jij op stage feedback hebt gegeven op inhoudsniveau.
2. Beschrijf een voorbeeld hoe jij op stage feedback hebt gegeven of zou willen geven op betrekkingsniveau

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht :
Je hebt een BPV-plan geschreven. Daarin staan leerdoelen. 
Pak die er nog eens bij.

Bedenk voor jezelf welke feedback je aan wie kunt gaan vragen om aan die leerdoelen te werken.
Kijk hiervoor ook naar de beoordeling van de BPV-meter tijdens de tussenevaluatie.

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht vervolg; omgaan met feedback:
Geef nu aan wat je voor jezelf wilt oefenen om beter met feedback die je krijgt om te gaan.
1. Hoe vraag jij op stage om feedback? Aan wie, op welke momenten? Welke hulpmiddelen gebruik je hiervoor?
2. Wat doe je met de feedback die je hebt gekregen?

Canvas: verdieping feedback geven 2

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht : CUM LAUDE AMN TEST
Je hebt in leerjaar 1 een AMN-test gemaakt. 
Uit de AMN-test komen een aantal zaken naar voren die kenmerkend zijn voor jou. Er zullen misschien ook punten zijn waar je wat ondersteuning bij nodig hebt. Bekijk eens of je een aantal goede vragen kunt formuleren zodat je aan anderen feedback kunt vragen over deze punten. Sla deze vragen op in een WORD-bestand. 
Kijk ook naar de leerdoelen in je spiegelgesprekken.

Slide 38 - Tekstslide

Kloppen je gedachten?
Voorbeeld:
A: Je moet volgende week een 
presentatie houden
B: Gedrag: uitstelgedrag. 
Je gaat het niet voorbereiden, 
maar bent er ondertussen wel 
voortdurend tegenaan aan het hikken.
C: Emotie: zenuwen, spanning.

 

Slide 39 - Tekstslide

Is het logisch dat je zenuwachtig wordt als je een presentatie moet geven?
Er zijn namelijk andere mensen – misschien wel collega's of medestudenten die je kent – die niet zo zenuwachtig zijn voor een presentatie. En die het juist wél goed gaan voorbereiden.
Dus in dezelfde situatie – A – is toch ander gedrag mogelijk. 
Dus jouw reactie komt niet rechtstreeks voort uit de situatie. Er zit nog een stap tussen, namelijk jouw gedachten (B).

Slide 40 - Tekstslide

Hoe ermee omgaan?
De gedachten B kunnen vaststaande overtuigingen zijn. Aangezien de gedragingen of de emoties C ongewenst zijn, noemen we de gedachten B ineffectief of belemmerend. Of irrationeel (niet juist).
Je hebt je gedachten in de hand. 
RET: het vervangen van oude, niet-constructieve gedachten door nieuwe effectieve gedachten (discussie met jezelf (D) en evaluatie (E))

Slide 41 - Tekstslide

Het 5G-model:
Gebeurtenis: wat is er gebeurd? Correspondeert met de A van Activating Event.
Gedachte: welke gedachten zijn hieraan verbonden? Correspondeert met de B van Beliefs.
Gevoel: welke gevoelens roept de gebeurtenis op? (C)
Gedrag: tot welk gedrag leidt dit?
Gevolgen: wat zijn de gevolgen?

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht 6:
Ga naar opdracht 9 in Canvas:
1. Ga na of de student in de onderstaande situatie alle stappen [A,B,C,D en E] heeft doorlopen en beschrijf in een kort verslagje welke aanvullingen je daarop nog kunt geven. 
2. Vervolgens pas je de RET toe op een voor jou persoonlijk probleem en beschrijf je wat dit RET-schema je oplevert. 

Slide 43 - Tekstslide