3V Eco par. 5.2

par. 5.1 opgave 4
A
€ 2.500,-
B
€ 4.000,-
C
€ 6.000,-
D
€ 10.000,-
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

par. 5.1 opgave 4
A
€ 2.500,-
B
€ 4.000,-
C
€ 6.000,-
D
€ 10.000,-

Slide 1 - Quizvraag

Par. 5.1 opgave 7
A
A 8.281 - 1.109 B 1.109 - 1.020
B
A 8.281 - 1.109 B 1.109 + 1.020
C
A 8.281 + 1.109 B 1.109 - 1.020
D
A 8.281 + 1.109 B 1.109 + 1.020

Slide 2 - Quizvraag

par. 5.1 opgave 14a
Wat is geen goede berekening?
A
10.000 / 100
B
20.000 / 200
C
30.000 / 300
D
30.000 / 600

Slide 3 - Quizvraag

TVK verkoop 200
TK verkoop 100
TVK verkoop 100
5.1 14b
10.000 + 12.000
22.000 - 20.000
2.000 / 100 x 200

Slide 4 - Sleepvraag

5.14d
Wat is geen goede berekening?
A
20.000 / 100
B
100Q = 20Q + 20.000
C
20.000 / 80
D
20.000 / ( 100 - 20 )

Slide 5 - Quizvraag

3V Eco par. 5.2

Slide 6 - Tekstslide

Loonkosten <--> Nettoloon
Nettoloon = Brutoloon - Loonbelasting en premies
Bijv. = 3.000 - 1.000 = 2.000

Loonkosten = Brutoloon + werkgeverspremies
Bijv. = 3.000 + 500 = 3.500


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

                                     WIG
                                                                      Verschil loonkosten werkgever
                                                                                   en nettoloon werknemer

Slide 9 - Tekstslide

Premies
premies werknemersverzekeringen betaald door de werkgever
Bijv. WW en WIA

premies volksverzekeringen betaald door de werknemers
Bijv. AOW and ANW

Slide 10 - Tekstslide

Bereken het nettoloon:
Brutoloon: € 3.000,-
Loonbelasting: € 800,-
Werkgeversdeel sociale premies: € 75,-
Werknemersdeel sociale premies: € 150,-
A
€ 3.950,-
B
€ 2.200,-
C
€ 2.050,-
D
€ 1.975,-

Slide 11 - Quizvraag

1. Uitkeringen volksverzekeringen zijn voor iedereen
2. Uitkeringen werknemersverzekeringen zijn voor werknemers
A
1 = juist 2 = onjuist
B
1 = onjuist 2 = juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist

Slide 12 - Quizvraag

Loonkosten
Als de loonkosten stijgen, moeten Nederlandse bedrijven hun verkoopprijs verhogen

Dit betekent dat de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van andere landen verslechtert

Een stijging van de arbeidsproductiviteit kan dit voorkomen

Slide 13 - Tekstslide

Oorzaken hogere arbeidsproductiviteit:

- Scholing
- Mechanisatie , Automatisering
- Betere arbeidsverdeling, Specialisatie

Slide 14 - Tekstslide

Loonkosten per product zullen dalen als de procentuele stijging van de ...(1) hoger is dan de procentuele stijging van de ...(2)
A
1 arbeidsproductiviteit 2 loonkosten
B
1 loonkosten 2 arbeidsproductiviteit

Slide 15 - Quizvraag

graiek blz. 155 ( blauw en rood )
De loonkosten per product in 2003 zullen ...(1) en de loonkosten per product in 2009 zullen ...(2)
A
1 dalen 2 dalen
B
1 dalen 2 stijgen
C
1 stijgen 2 dalen
D
1 stijgen 2 stijgen

Slide 16 - Quizvraag

                                                i.c. loonkosten
i.c. loonkosten per product = -------------------------------- x 100
                                                        i.c. arbeidsproductiviteit

Slide 17 - Tekstslide

De afgelopen 20 jaar zijn de gemiddelde lonen in Nederland gestegen met 50%. Door technologische ontwikkelingen is de arbeidsproductiviteit gestegen met 70%.
Wat was de verandering van de loonkosten per product?
A
20% lager
B
12% lager
C
13% hoger
D
20% hoger

Slide 18 - Quizvraag

                                                i.c. loonkosten
i.c. loonkosten per product = -------------------------------- x 100
                                                        i.c. arbeidsproductiviteit

i.c. loonkosten per product = 150 / 170 x 100 = 88
Dus loonkosten per product 12% lager

Slide 19 - Tekstslide

Beperken loonstijging
Loonkosten per product zijn belangrijk voor de werkgelegenheid

Lage loonkosten per product --> Lage prijzen Nederlandse bedrijven --> Verbetering concurrentiepositie Nederland
 --> Meer vraag naar Nederlandse producten --> Hogere productie --> Meer werknemers nodig --> Lagere werkloosheid

Slide 20 - Tekstslide

Hw.
Par. 5.2 opgaven 4 en 8

Slide 21 - Tekstslide