ASS: wat is autisme?

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Workshops over autisme 
1. Wat is autisme? (2)
2. Communicatie en functioneren
3. ASS & VB  en begeleiden/behandelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil je bereiken? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag & volgende week
Je begrijpt wat de diagnose autisme inhoudt. 
Je herkent autisme in het gedrag van de bewoner(s). 
Je kent de begrippen centrale coherentie, executieve functies, theory of mind. 



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij autisme?
Schrijf op een Post-it blaadje waar jij aan denkt bij autisme.
Per blaadje één kenmerk!
Plak wanneer je klaar bent het blaadje op het bord!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldvorming
Autisme is een  bekende stoornis.
Veel mensen hebben een beeld gevormd over autisme 
Maar hebben we het juiste beeld? 


Slide 6 - Tekstslide

Aantal kinderen met autisme
In 2020 zegt 2,1 procent van ouders van kinderen van 4 tot 12 jaar dat hun kind autisme of een daaraan verwante stoornis heeft. Dat betekent dat het volgens deze ouders om ongeveer 31.000 kinderen van 4 tot 12 jaar gaat. Bij jongens komt het volgens deze gegevens drie keer zo vaak voor als bij meisjes (jongens: 3 procent, meisjes: 1,1 procent). Deze cijfers zijn gebaseerd op de Gezondheidsenquête, die is gehouden onder ouders (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2021).
Er is in Nederland geen onderzoek gedaan naar het aantal geregistreerde diagnoses autismespectrumstoornis. In buitenlands onderzoek wordt de prevalentie van stoornissen in het autismespectrum gewoonlijk op 60 tot 100 per 10.000 mensen geschat, of ongeveer 1 procent. Omdat geen verschillen worden gevonden tussen etnische groepen of tussen groepen met een verschillende sociaaleconomische status is er geen reden om aan te nemen dat de prevalentie in Nederland zou afwijken van het buitenland, stelt de Gezondheidsraad (2009). Het CBS heeft ook gegevens verzameld over de diagnose-behandelcombinaties (dbc's) uit de geestelijke gezondheidszorg. In 2011 waren er binnen de tweedelijns curatieve geestelijke gezondheidszorg 26.000 behandeltrajecten van 4- tot 12-jarigen. Jongens worden vier maal zo vaak behandeld als meisjes.

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

Uitleg diagnose DSM5

Slide 9 - Tekstslide

1% van alle Nederlanders heeft een vorm van autisme (ongeveer 190.000).
ASS komt vier keer vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
Meer dan de helft van de mensen met ASS heeft een normale tot bovennormale intelligentie.
Zo’n 30 tot 50% heeft een verstandelijke beperking.
Een autistisch spectrum


Je kunt het vergelijken met een streepjescode.


Slide 10 - Tekstslide

Een spectrum of verloop  is een reeks van opeenvolgende kleuren, geluiden of andere verschijnselen. 

Elk streepje staat voor een kenmerk van autisme.
Ieder individu heeft een gedeelte van de streepjes, lang niet allemaal.
Daarom is elke combinatie anders  en  heeft autisme zoveel verschillende uitingsvormen. 
Oorzaken van autisme

Slide 11 - Open vraag

Autisme heeft meerdere oorzaken:
waarvan de biologische oorzaken op dit moment het meest onderzocht worden.
Welke oorzaken precies een rol spelen, is nog niet bekend.
Wel is duidelijk dat autisme erfelijke factoren kent.
Als je ouders autisme hebben, is de kans groter dat jij er ook mee geboren bent.
Het gaat overigens alleen om een grotere kans.
Naast biologische factoren spelen ook omgevingsfactoren een rol:
Als het kind zuurstofgebrek heeft tijdens de geboorte, is de kans groter dat het autistische kenmerken ontwikkelt.
Er zijn ook andere theorieën over het ontstaan van autisme:
bijwerking van vaccinaties
een glutenintolerantie 

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag wordt bepaald door hoe iemand de wereld waarneemt

Iemand met autisme neemt de wereld op een andere manier waar. 
De informatie die binnenkomt, krijgt een andere vertaling. 





Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Herhalen wat we gedaan hebben/ onthouden

Vraag om in de praktijk te kijken naar clienten/ bewoners: wat zie je nu? 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Workshops over autisme 
1. Wat is autisme? (2)
2. Communicatie en functioneren
3. ASS & VB  en begeleiden/behandelen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Workshop/ werk --> autisme
Wat is je opgevallen?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag

Je herkent autisme in het gedrag van de bewoner(s). 
Je kent de begrippen centrale coherentie, executieve functies, theory of mind. 



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centrale coherentie (samenhang ) 
Hersenen zijn in staat losse informatie te verwerken tot een betekenisvol geheel.
Hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen scheiden. 


Door de centrale coherentie van je denken, krijgt de wereld betekenis. 


Slide 22 - Tekstslide


Je hoeft hier meestal niet over na te denken, je hersenen doen dit automatisch.
Denken en reageren gaat snel.
Je ziet gemakkelijk verbanden en krijgt overzicht.

Wat betekent coherentie:
situatie waarin de samenhang tussen afzonderlijke dingen helemaal klopt 

Bijvoorbeeld als je twee bollen vacht ziet, vier poten, een bewegend lang uitsteeksel en twee ogen.
Dan vertalen je hersenen dit onmiddellijk in ‘kat’.
Als je zinnen achter elkaar leest, maken je hersenen hier automatisch een betekenisvol verhaal van. 

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van zwakke centrale coherentie
Mensen met autisme hebben vaak een zwakke centrale coherentie, ze zien de wereld als een berg losse onderdelen. 



Slide 24 - Tekstslide


Tussen deze onderdelen leggen hun hersenen niet automatisch verbanden.
Geen onderscheid tussen wat belangrijk is en wat niet.
Gericht op details.

Stel je voor dat je op een vreemde planeet wakker wordt of vreemde stad in een onbekend land 

Je ziet van alles, maar hebt geen idee wat.
Dit kost veel denktijd en energie.
Je weet niet of je het goed hebt.
Je bent bezig met alle details en hebt geen idee van het geheel.
Je kunt niet inschatten wat belangrijk is en wat niet.
De wezens die op de planeet wonen, doen in jouw ogen bizarre dingen waar je niets van begrijpt.
Zo ervaren mensen met een zwakke centrale coherentie de wereld.

Wat zijn executieve functies?

Slide 25 - Woordweb

Laat de studenten eerst zelf nadenken over wat executieve functies zijn. 

Bespreek hun antwoorden en kijk daarna het filmpje op de volgende sheet.

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Moeite met executieve functies

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Theory of mind
Theory of mind is het vermogen om:
  • Gedachten
  • Bedoelingen
  • Gevoelens
  • Ideeën 
van jezelf en anderen op te merken en hier rekening mee te houden. 


Slide 28 - Tekstslide

Theory of mind = begrijpen en onder woorden kunnen brengen van je eigen gevoelens, bedoelingen en gedrag.


Iemand met een goede theory of mind kan zich verplaatsen in de ander en bedenken wat deze bedoelt of voelt.
Als je praat met de ander en aanvoelt dat hij verdrietig is, reageer je anders dan wanneer hij blij is.
Als je vriend niet met je wil voetballen, begrijp je dat hij nog steeds je vriend is, maar dat hij zin heeft om iets anders te
 doen. 

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van beperkte theory of mind

Slide 30 - Tekstslide


Meer moeite met inleven in de gevoels- en gedachtewereld van anderen.
Meer moeite met inbeelden dat iemand iets anders zou kunnen denken of voelen dan zijzelf.
Het begrijpen van de emoties van anderen is lastiger.

Door hun gerichtheid op details kunnen ze moeilijk gevoelens van gezichten aflezen. 
Bijvoorbeeld:
"iemand fronst doordat hij diep aan het nadenken is, ze kunnen denken dat de persoon boos is"
Contact mist vaak wederkerigheid.
Vrienden maken en behouden verloopt veelal moeizaam.
Verwoorden van bedoelingen en gevoelens is niet vanzelfsprekend.
Over- en ondergevoeligheid voor prikkels
Mensen met autisme kunnen een combinatie hebben van overgevoeligheid en ondergevoeligheid voor prikkels.

Slide 31 - Tekstslide

Ervaringsoefening: 

Deelnemers krijgen de oefening om uit te voeren met veel prikkels om zich heen. 

Maak duo's; ze krijgen een paar opdrachten om uit te voeren. 
tegelijkertijd staat er harde muziek op, horen ze de andere studenten, horen ze een toeter, Lukt het om de opdracht uit te voeren? wat merken ze op? 

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke externe prikkels zijn er?

Slide 33 - Open vraag

Externe prikkels:
Geluiden
Beelden
Geuren
Smaken
Trillingen

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke Interne prikkels zijn er?

Slide 35 - Open vraag

Interne prikkels:
Gedachten
Gevoelens
Pijn
Jeuk 

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verwerken van prikkels gaat moeilijker en duurt het langer. 
De prikkels stapelen zich op tot er kortsluiting ontstaat: overprikkeling. 


Ondergevoelig zijn voor bijvoorbeeld: 
  • Warmte
  • Pijn
  • Geuren

Slide 37 - Tekstslide


Het gevolg van overprikkeling is:
Boos worden
Vluchten
Terugtrekken
Rust helpt om alle onverwerkte prikkels een plaats te geven.
Hoe pas je de begeleiding aan? 

Groepje van 3 personen
Bespreek samen hoe je de begeleiding aanpast wetende over TOM, Executieve functies, Centrale Coherentie, Prikkelverwerking. 
Ieder schrijft de punten op 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Ervaringsdeskundige: 
1. vuil 
2. warmte / kou niet of veel voelen 
3. overmatig dagdromen 
4. stimmen 
5. echolalie 
6. neuriën
7. Arfid (gevoel pos/neg structuur voeding)
8. hypergevoelige huid  

Slide 40 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat neem je mee?


Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Herhalen wat we gedaan hebben/ onthouden

Vraag om de opdracht te kijken in de praktijk wat heeft iemand met autisme nodig/ hoe pas je de begeleiding aan? 
Met je oog speciaal gericht op TOM, executieve functies, centrale coherentie, prikkel verwerking
Verdieping

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ga je uit de les weg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Link

Deze slide heeft geen instructies