§ 3 verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, vwo
• Leerjaar 1

les 1 § 3 verwijswoorden

Dinsdag 14 november

- Verkort lesrooster

- Korte terugblik vorige lessen

- Opdracht 5 (blz. 233) 

- Uitleg verwijswoorden

- zelfstandig werken

- Huiswerk

Korte terugblik

• Wat zijn leestekens en waarom gebruik je leestekens? 
• Wat zijn voegwoorden en waarom gebruik je voegwoorden?
• Wat zijn tekstverbanden en signaalwoorden? Waarvoor zijn ze belangrijk?

Korte terugblik

Denk kort na over het volgende en schrijf je antwoord op:  

Noem twee tekstverbanden met een bijbehorend  signaalwoord.

Korte terugblik

Deel je antwoorden met je buur en bespreek jullie antwoorden met elkaar. 

Korte terugblik

We wisselen de antwoorden klassikaal met elkaar uit.

opdracht 5 (blz. 233)

1. Wissel je drie tekstjes uit met je buurman/buurvrouw.
2. Omcirkel de signaalwoorden.
3. Noteer per tekstje het tekstverband.
4. Ik loop rond voor vragen.

Geef elkaar tips en tops!

Cursus 6 Formuleren

§ 3 verwijzen met deze, die, dit en dat

blz. 234 en 235

DOEL

• Je weet wat een verwijswoord is.
• Je kunt verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
• Je kunt verwijswoorden op de juiste manier gebruiken.

Verwijswoorden

Verwijswoorden verwijzen terug naar een ander woord of groepje woorden dat eerder genoemd is.

 

Meestal staat dat woord of groepje woorden één regel eerder. Maar soms moet je verder terugkijken.

Voorbeelden van verwijswoorden zijn:

die, deze, dit, dat

hij, hem, ze, zij, het, hen, (persoonlijk) 

mijn, zijn, hen, hun, haar (bezittelijk)

die, deze, dit, dat

Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is. 

• Naar de-woorden (m/v) wijs je terug met deze en die,
• naar het-woorden (o) met dit en dat. 
• Met dat kun je ook naar een hele zin verwijzen:                              ' Er loopt een stier op de snelweg. Dat is erg gevaarlijk.'

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?

1. die - dat
2. die - deze
3. dit - deze
4. dat - dit

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?

1. die - dat
2. die - deze
3. dit - deze
4. dat - dit

Zo gebruik je verwijswoorden

Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of een het-woord. 

• De-woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).
• Het-woorden zijn onzijdig (o)
• Naar zelfstandige naamwoorden kun je verwijzen met deze, die, dit en dat:

Weet je niet of een woord mannelijk/vrouwelijk of onzijdig is? Kijk dan in een (online) woordenboek.

Rob kocht een nieuwe kano, ........ hij op internet had gezien.

Welk verwijswoord kun je hierboven invullen?

1. dat
2. deze
3. die
4. dit

Frankrijk heeft een nieuwe regering, ........ begint komende week.

Welk verwijswoord kun je hierboven invullen?

1. dat
2. deze
3. die
4. dit

Bedankt voor het mooie cadeau. .......... wilde ik graag hebben.

Welk verwijswoord kun je hierboven invullen?

1. dat
2. deze
3. die
4. dit

Maak opdracht 1 t/m 4 (blz. 235)

Niet af? Dan is het huiswerk voor morgen

Zelf aan de slag!

Check DOELEN

•  Ik kan een aantal verwijswoorden        noemen.
•  Ik weet wat een verwijswoord is.
  
•  Ik kan verwijzen naar mannelijke,        vrouwelijke en onzijdige woorden.
  
• Ik kan verwijswoorden op de goede   manier gebruiken.
• Dit wil ik nog kwijt over de les.

Cursus 6

Formuleren

§3 Verwijswoorden

blz. 218-219

Je leert op de juiste manier verwijzen naar de- en het- woorden

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?

1. die - dat
2. die - deze
3. dit - deze
4. dat - dit

Deze verwijswoorden verwijzen naar het-woorden

1. dit
2. deze
3. die
4. dat

Waarom gebruik je verwijswoorden?

1. om bondiger (korter) te schrijven
2. om een tekst prettiger leesbaar te maken
3. om het lezers moeilijk te maken
4. om papier te besparen

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de verloting'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Deze verwijswoorden verwijzen naar iets wat dichtbij is.

1. dit
2. die
3. deze
4. dat

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de rijkdom

1. dat rijkdom
2. die rijkdom

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. We gingen een film kijken, die zij niet leuk vond.
2. We gingen een film kijken, dat zij niet leuk vond.

Wat is een mannelijk verwijswoord

1. haar
2. zij
3. hem

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. Ik haalde een hoog cijfer, die ik goed kon gebruiken
2. Ik haalde een hoog cijfer, dat ik goed kon gebruiken.

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het experiment

1. deze experiment
2. dit experiment

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Wat is een vrouwelijk verwijswoord?

1. haar
2. zijn
3. het

Een verwijswoord kan verwijzen naar:

1. één woord
2. een paar woorden
3. antwoord A, B en D zijn goed
4. een hele zin

Wat is een onzijdig verwijswoord?

1. het
2. haar
3. hem

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de relatie

1. deze relatie
2. dit relatie

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Wat zijn verwijswoorden?

1. maar, omdat, hierom
2. hij, zij, die
3. zijn, worden, hebben
4. de, het, een

Wat is een verwijswoord?

1. Een woord dat een schuldige aanwijst
2. Een opsomming
3. Een woord dat verwijst naar een ander woord
4. Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken

Weet je nu wat verwijswoorden zijn?

1. Ja!
2. Nee
3. Een beetje

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?

1. die - dat
2. die - deze
3. dit - deze
4. dat - dit