Les 60 KGT Verwijzen met deze, die, dat of dat

        Nodig:   wisbordje - boek - schrift - pen 
 👨‍🏫 Volgorde van de les
        1.  Wat kun je al?    2. Instructie   3. Zelfstandig werken   4. Terug- en vooruitblik



      
        Lesdoelen: - ik kan de verwijswoorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.
                         
        Verwijswoorden: deze, die, dit en dat
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

        Nodig:   wisbordje - boek - schrift - pen 
 👨‍🏫 Volgorde van de les
        1.  Wat kun je al?    2. Instructie   3. Zelfstandig werken   4. Terug- en vooruitblik



      
        Lesdoelen: - ik kan de verwijswoorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.
                         
        Verwijswoorden: deze, die, dit en dat

Slide 1 - Tekstslide

Wat kun je al?
-   Ik kan lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen      in een zin.
    
    Drop stamt vermoedelijk uit de tijd van de oude Grieken.

- Ik weet wat de- en het-woorden zijn.
   

Slide 2 - Tekstslide

Terwijl ..…. inwoners van Schiedam rustig lagen te slapen, ontstond er midden in het dorp plotseling een krater van 25 meter diep.

A
de
B
het

Slide 3 - Quizvraag

..… gat is veertig meter lang en dertig meter breed. Wonder boven wonder is er niemand gewond geraakt.
A
de
B
het

Slide 4 - Quizvraag

            De- en het-woorden: wat kan ik straks?
  • kan ik bepalen of een zn het lidwoord de of het 1 of deze, dit, die of dat  2  krijgt.
  • weet ik dat er mannelijke (m), vrouwelijke (v) en onzijdige woorden       zijn (o).
  • kan ik de thee-methode en het woordenboek als hulpmiddel gebruiken.
Aan het eind van deze les:
👨‍🏫 Volgorde van de les
 1. Wat kun je al? 2. Instructie + samen oefenen 3. Zelfstandig werken 4. Terug- en vooruitblik




Slide 5 - Tekstslide

    Ik kan verwijzen met deze, dit, die of dat
  • dat er verschillende soorten werkwoorden zijn.
  • wat het zelfstandig werkwoord is en hoe ik deze in een zin herken.












                                              ! Waar verwijst het woord naar?

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het, dit en dat?
  • Gebruik bij een het-woord:      dit en dat
        ttt
  • het museum:                               dit museum / dat museum.
  • bij verwijzen naar een (deel    van een) zin.

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de, deze en die?
  • Gebruik bij een de-woord:    deze en die   (eee)

  • de beker:                                     deze beker / die beker.

Slide 8 - Tekstslide

        Woordenboek: hoe gebruik ik die?
  • dat er verschillende soorten werkwoorden zijn.
  • wat het zelfstandig werkwoord is en hoe ik deze in een zin herken.
Woorden met het lidwoord 'het ’ zijn altijd onzijdig (o).
Woorden met het lidwoord 'de ' zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).

Slide 9 - Tekstslide


het postkantoor.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 10 - Quizvraag



Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg sympathiek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 11 - Quizvraag


Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 12 - Quizvraag


Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de klas.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 13 - Quizvraag

Verwijst het woordje dat naar de zin of het woord?

Door de sneeuw is het glad op de weg. Dat is erg gevaarlijk.
A
zin
B
woord

Slide 14 - Quizvraag

Waarnaar verwijst het onderstreepte woord?
Enkele relschoppers liepen door het centrum, maar de politie heeft deze gearresteerd.

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag
Opdr. 1 - 2  - 3 - 4  - 5 - 6 - 7
Ga verder met je weektaak.
      Terug- en vooruitblik   
   
   Lesdoel: -  ik kan de verwijswoorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken 
  
218 - 219
Weektaak

Slide 16 - Tekstslide

      Terugblik en vooruitblik
Terugblik
Je hebt geleerd wanneer je die, deze, dit of dat gebruikt bij mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden.
Check ->>

Vooruitblik
In de volgende les ga je de zinsdelen herhalen en maak je leeskilometers.


Slide 17 - Tekstslide

        Conclusie
  • dat er verschillende soorten werkwoorden zijn.
  • wat het zelfstandig werkwoord is en hoe ik deze in een zin herken.
In het Nederlands is het lastig te bepalen of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Je kunt het alleen zien aan het lidwoord.

Woorden met het lidwoord 'het ’ zijn altijd onzijdig (o).
Woorden met het lidwoord 'de ' zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).






Als je wilt weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is, kun je in een woordenboek of opzoeken of een woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is










Slide 18 - Tekstslide

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 19 - Quizvraag

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 20 - Quizvraag


Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 21 - Quizvraag


Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 22 - Quizvraag

Rob kocht een nieuwe kano, ........ hij op internet had gezien.

Welk verwijswoord komt op de ....?
A
dat
B
deze
C
die
D
dit

Slide 23 - Quizvraag