250306 1a Verwijzen met deze, die, dit, dat

1a C6: Verwijzen met deze, die, dit, dat
Leg klaar:
- leesboek
- lesboek
- schrift
- pen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1a C6: Verwijzen met deze, die, dit, dat
Leg klaar:
- leesboek
- lesboek
- schrift
- pen

Slide 1 - Tekstslide

WAT GAAN WE DOEN?

  • Lezen
  • Formuleren -  Verwijzen met deze, die, dit, dat p. 234 Voorkennis C5.2, C5.4, C7.2


LESDOELEN

  • Je kunt op de juiste manier met deze, die, dit, dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

LEZEN
timer
15:00
Je schrijft minstens 1 woord op dat je niet kent! Schrijf het achter in je schrift. 

Slide 3 - Tekstslide



Zelfstandig naamwoord (zn):  
  • meestal enkelvoud en meervoud 
  • verkleinen
  • kan lidwoord voor
  • zn en zn-e

Lidwoord:
  • Onbepaald lidwoord - een (olw)
  • Bepaald lidwoord - de, het (blw)


Bijvoeglijk naamwoord (bn):
  • voor of achter zn 
  • korte en lange vorm
  • stoffelijk bijvoeglijk naamwoord - materiaal - een vorm

Voorkennis - C5.2, C5.4, C7.2
LesdoelJe kunt zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden herkennen. 

Slide 4 - Tekstslide

§ 3 - Verwijswoorden

Slide 5 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • In het Nederlands is het lastig te bepalen of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Je kunt het alleen zien aan het lidwoord.

  • Woorden met het lidwoord 'het  zijn altijd onzijdig (o).
  • Woorden met het lidwoord 'de ' zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).




Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het, dit en dat?
  • Gebruik bij een het-woord:      dit en dat

  • het museum:                               dit museum / dat museum.

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de, deze en die?
  • Gebruik bij een de-woord:    deze en die
  • de beker:                                     deze beker / die beker.

  • Meervoud - deze, die 
  • Deze hakken / die hakken

Slide 8 - Tekstslide

Vul het juiste verwijswoord in:

Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg sympathiek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 9 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 10 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de mediatheek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze

Slide 13 - Quizvraag

Ik vind het meisje die daar staat ontzettend aardig.

Verbeter de fout in bovenstaande zin.

Slide 14 - Open vraag

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 15 - Quizvraag

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 16 - Quizvraag



  • Je kunt op de juiste manier met deze, die, dit, dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. 



C6 § 3 verwijzen met deze, die, dit, dat

Bespreek opdracht 1 in tweetallen.

Maken opdracht 4 p. 235

           AAN DE SLAG
              LESDOELEN

Slide 17 - Tekstslide



  • Je kunt op de juiste manier met deze, die, dit, dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. 


                  Geef de antwoorden van
                                             opdracht 1!
Welke verwijswoorden gebruik je als het zn...
- mannelijk is
- vrouwelijk is
- onzijdig is
- meervoud is

(Theorie § 3)


           EVEN HERHALEN
              LESDOELEN

Slide 18 - Tekstslide

HUISWERK
Thema 6 - Formuleren
§ 3 - p.234
Maken opdracht 3

§ 4 - p.236
Lezen theorie

Herhalen theorie C5.8
Donderdag 6 maart

Slide 19 - Tekstslide