In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
1a C6: Verwijzen met deze, die, dit, dat
Leg klaar:
- leesboek
- lesboek
- schrift
- pen
Slide 1 - Tekstslide
WAT GAAN WE DOEN?
Lezen
Formuleren - Verwijzen met deze, die, dit, dat p. 234 Voorkennis C5.2, C5.4, C7.2
LESDOELEN
Je kunt op de juiste manier met deze, die, dit, dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
Slide 2 - Tekstslide
LEZEN
timer
15:00
Je schrijft minstens 1 woord op dat je niet kent! Schrijf het achter in je schrift.
Slide 3 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord (zn):
meestal enkelvoud en meervoud
verkleinen
kan lidwoord voor
zn en zn-e
Lidwoord:
Onbepaald lidwoord - een (olw)
Bepaald lidwoord - de, het (blw)
Bijvoeglijk naamwoord (bn):
voor of achter zn
korte en lange vorm
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord - materiaal - een vorm
Voorkennis - C5.2, C5.4, C7.2
Lesdoel: Je kunt zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
Slide 4 - Tekstslide
§ 3 - Verwijswoorden
Slide 5 - Tekstslide
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
In het Nederlands is het lastig te bepalen of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Je kunt het alleen zien aan het lidwoord.
Woorden met het lidwoord 'het ’ zijn altijd onzijdig (o).
Woorden met het lidwoord 'de ' zijn mannelijk (m) ofvrouwelijk (v).
Slide 6 - Tekstslide
Wanneer gebruik je het, dit en dat?
Gebruik bij een het-woord: dit en dat
het museum: dit museum / dat museum.
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer gebruik je de, deze en die?
Gebruik bij een de-woord: dezeendie
de beker: deze beker / die beker.
Meervoud - deze, die
Deze hakken / die hakken
Slide 8 - Tekstslide
Vul het juiste verwijswoord in:
Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg sympathiek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 9 - Quizvraag
Vul het juiste verwijswoord in:
Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 10 - Quizvraag
Vul het juiste verwijswoord in:
Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de mediatheek.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 11 - Quizvraag
Vul het juiste verwijswoord in:
Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 12 - Quizvraag
Vul het juiste verwijswoord in:
Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.
A
dit
B
dat
C
die
D
deze
Slide 13 - Quizvraag
Ik vind het meisje die daar staat ontzettend aardig.
Verbeter de fout in bovenstaande zin.
Slide 14 - Open vraag
Met welke verwijswoorden wijs je naar de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 15 - Quizvraag
Met welke verwijswoorden wijs je naar het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 16 - Quizvraag
Je kunt op de juiste manier met deze, die, dit, dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
C6 § 3 verwijzen met deze, die, dit, dat
Bespreek opdracht 1 in tweetallen.
Maken opdracht 4 p. 235
AAN DE SLAG
LESDOELEN
Slide 17 - Tekstslide
Je kunt op de juiste manier met deze, die, dit, dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.