1D woensdag 7 april - Engelse werkwoorden

Woensdag 7 maart - Les 70
Lesonderwerp: Engels werkwoorden

'Ik ben echt super chil, of ben ik chill?'
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Woensdag 7 maart - Les 70
Lesonderwerp: Engels werkwoorden

'Ik ben echt super chil, of ben ik chill?'

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Na deze les kan ik vertellen hoe ik Engelse werkwoorden in het Nederlands schrijf

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst:
Ik krijg de email met signaalwoorden nog van:
Marwa, Soukayna, HIba, Jill, Dinangelo, Rayan, Noah, Yasser. 
Ik wil ze vandaag voor 17u ontvangen, anders mag je vrijdag niet meedoen in de les. Ik wil dan met de emails aan de slag, als je het niet gemaakt hebt, wat kom je dan doen? --> absent!

De opdracht staat opnieuw in Magister, bij huiswerk voor morgen.

Slide 3 - Tekstslide

En:
Vandaag geen huiswerk ontvangen van:
Jill, Rayan, Dinangelo, Jampa, Yasser, Soukayna, Marwa, Lina,  Hiba. 

Leg me uit, waarom niet? Hoe lossen we dit op?

Slide 4 - Tekstslide

Nu naar les 70 in je boek...
Eerst even zien wat jullie al weten

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een leenwoord?
A
Een Nederlands woord dat eigenlijk uit een andere taal komt.
B
een woord in een dialect
C
een zelfstandig naamwoord dat is afgeleid van een werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Welke werkwoorden ken je die eigenlijk Engels zijn?

Slide 7 - Woordweb

Leenwoorden
Leenwoorden zijn woorden die wij overnemen uit andere talen. In onze taal hebben wij leenwoorden uit bijvoorbeeld het Grieks, het Latijn, het Duits, het Frans en het Engels. Denk maar eens aan woorden zoals mysterie (Grieks), audio (Latijn), hamburger (Duits), cadeau (Frans) en computer (Engels). Verder ‘lenen’ wij ook woorden uit landen buiten Europa, zoals thee (Chinees) en karaoke (Japans).

Slide 8 - Tekstslide

Engelse leenwoorden
Toch komen veruit de meeste leenwoorden uit de Engelse taal. Sinds de Tweede Wereldoorlog zien we ontzettend veel Engelse leenwoorden terug in onze taal. Engels werd de voertaal van veel organisaties en bedrijven en ook het schoolvak Engels is in veel landen, net als in Nederland, verplicht. Inmiddels is Engels de voertaal in veel universitaire studies en overal om je heen hoor je steeds vaker het gebruik van Engelse woorden, waar wij ook een Nederlands woord voor hebben. Zelf zeg je vast ook wel eens nice waar je ook ‘leuk’ zou kunnen zeggen.

Slide 9 - Tekstslide

Engelse werkwoorden





Bij woorden zoals computer, laptop, soap en spam zul je meestal wel weten hoe je deze schrijft. Bij Engelse werkwoorden kan dit lastiger zijn. Zeg nou zelf, het woord ‘deletete’ in ‘Ik deletete het bestand vanmorgen’ ziet er best gek uit! 

Toch is het spellen van Engelse werkwoorden makkelijker dan je misschien zou denken. Je gebruikt namelijk dezelfde regels als bij Nederlandse werkwoorden! 

Slide 10 - Tekstslide

Nederlandse werkwoorden
Tegenwoordige tijd: stam + t
Verleden tijd: 't kofschip --> zit laatste letter van hele werkwoord -en erin? Dan -te. Zit het er niet in? Dan -de. 
Voltooid deelwoord: 't kofschip --> zit laatste letter van hele werkwoord -en erin? Dan -te. Zit het er niet in? Dan -de. 

Voorbeeld werkwoord antwoorden.
Ik antwoord, hij antwoordt, jij antwoordt, wij antwoorden.
Ik antwoordde, hij antwoordde, jij antwoordde, wij antwoordden. 
Ik heb geantwoord, hij heeft geantwoord, wij hebben geantwoord. 


Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen, vul in je schrift in
Werkwoord verhuizen. Maak drie rijtjes: tt, vt, vtw:

Tegenw. tijd.            Verleden tijd.     Voltooid deelwoord:
Ik ....                               ik.....                        ik......
Jij ...                               jij.....                        jij.......
Hij ...                              hij.....                      hij......
Wij ...                             wij.....                       wij......

Slide 12 - Tekstslide

Bij Engelse werkwoorden werkt dit precies hetzelfde.
Je schrijft dus  ‘ik hockey’ en ‘hij hockeyt’. ‘Ik rugby’ en ‘zij rugbyt’. ‘Ik mountainbike’ en ‘u mountainbiket’. 'Ik game' en hij 'gamet'. 'Ik delete' en 'ik heb gedeletet'

Let op bij Engelse werkwoorden met een dubbele medeklinker aan het eind, zoals stressen. Die dubbele medeklinker valt weg. 
'Ik stres', 'hij strest', 'wij zijn gestrest'.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Stappenplan (Engelse) werkwoorden vervoegen
1. Met wat voor werkwoord heb je te maken? Persoonsvorm tegenwoordige tijd, persoonsvorm verleden tijd of een voltooid deelwoord?
2. Kijk welke regel erbij hoort. Bij persoonsvorm tegenwoordige tijd kijk je of er een ‘t’ achter de ik-vorm komt en bij de andere twee gebruik je ’t Kofschip.
3. Laat je bij Engelse werkwoorden niet afleiden door hoe het eruit ziet. Vaak lijkt het fout geschreven, omdat je deze werkwoorden in het Engels anders schrijft. Door de vernederlandsing van deze werkwoorden schrijven wij ze met gebruik van onze eigen regels!

Slide 15 - Tekstslide

Wat is nu goed?
'Ik ben echt super chil, of ben ik chill?'

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten maken
Les 70: 1 t/m 10
Dit is huiswerk voor morgen. 

Slide 17 - Tekstslide

Lesafsluiting
Gedaan: behandeld les 70
 
Geleerd: hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands schrijft

Morgen: huiswerk nakijken les 69 en 70. 
Lever alles voor morgen in, de email, les 69 en 70!

FIJNE DAG ALLEMAAL!

Slide 18 - Tekstslide